De Democratische Republiek van de Congoberg

Een dag met vertraging heb ik mij dan toch aan het schrijven kunnen zetten van huidig verslag. Niet dat de rit van deze zondag saai was, verre van, zo zal verder blijken. Maar er zijn ondertussen mensen die op hun feest bij hun gasten graag uitpakken met de aanwezigheid van een WTC’er. Zo schonk ik geheel belangeloos mijn prominente présence op een party op zondagnamiddag. Het hoeft geen betoog, dat de andere, talrijk opgekomen aanwezigen, in hun nopjes waren, met mijn immer innemende zelve. De vragen tot selfies, handtekeningen en straffe verhalen over de WTC volgden elkaar, net als de alcoholhoudende consumpties, dan ook in een razend tempo op. Ik ben er bijgevolg dus op zondag niet toegekomen om ons laatste avontuur te bloggen. Maar uitstel was in dit geval zeker geen afstel.

Na onze off-road perikelen op onze buitenlandse stage, snakten velen onder de WTC-leden naar het zacht bollende asfalt en de ietwat stroever lopende macadam van onze Vlaamse wegen. Achttien lotgenoten daagden dan ook op voor onze rit naar de berg in Donker Afrika.

Na de afdaling van de kassei van de Kerkberg was het duidelijk dat Steven, der Reifenmeister, zijn goei benen niet had vergeten in Duitsland. Hij gaf er daar in den beginne een zodanige snok aan, dat ons vrij groot peloton in stukken scheurde. De reden hiertoe was dat hij zonder “kilometrieksken” reed en bijgevolg niet doorhad hoe snel hij vloog. De anderen daarentegen, die allemaal al op hun spreekwoordelijke adem trapten, hadden het des te meer door dat hij op vals plat meer dan dertig omhoog reed. Al vlug moest zijn enthousiasme worden getemperd zodat de rest weer kon aansluiten. Het tempo werd van dan af iets meer gedrukt. Via Essene en de fietsersbrug, waar de toplaag asfalt begint te brokkelen als was het oud brood, over de E40 en zo naar Kattem. Hier wachtte de eerste officiële helling van de dag en meteen gaf Steven er een tweede snok aan. Kris DB, die de bui voor de rest van de rit al voelde hangen, ging dan maar zelf op kop rijden om het tempo wat te drukken. Daar was eerlijk gezegd niemand rouwig om. Er zouden ons immers nog heel wat hellingen voorgeschoteld worden.

Via rustige, kronkelende wegen bereikten wij Berchembos, waar we voor een eerste keer de toelating kregen van de President om elkaar eens te testen bergop. Onze hoogtestage in Duitsland had duidelijk zijn vruchten afgeworpen, want de persoonlijke records op Strava werden één na één verpulverd. Van hier af had nonkel Routeyou wel echt zijn best gedaan, en stuurde de gps ons langs de mooiste verkeersluwe wegen uit de streek. Ook een stuk kassei, toepasselijk de Kasseide genoemd, kon de pret niet bederven. Ondertussen was ook de warme lentezon door de mistige wolken beginnen priemen en mochten de armstukken naar beneden worden gestroopt.

Dat de zondagrit weer tiptop georganiseerd was, mocht blijken in een gevaarlijke afdaling. De parcoursbouwer van dienst had zowaar een lokale bergbewoner geronseld om als seingever te functioneren. Toen hij vernam dat hij mocht opdraven voor een passage van de WTC verklaarde hij zich onmiddellijk bereid om urenlang op onze komst te wachten en zo onze veiligheid te verzekeren. Het is niet iedereen gegeven zo een nobele taak te mogen verrichten. Het zal hem nog lang heugen.

Hij moet echter de andere buurtbewoners van onze doortocht hebben verwittigd, want niet veel verder werden wij luidkeels aangemoedigd door de talrijk opgekomen vader en kind. Onze populariteit kent nu al geen grenzen meer.

Genietend van onze alsmaar stijgende roem, fietsend op een roze wolk, bereikten wij het land van de Congoberg. Via de kasseikant, klommen wij botsend van steen naar steen, naar de ijle hoogte op de top van de berg. Groot was onze verbazing dat er geen zwarte medemens te bespeuren viel. Naar onze bescheiden mening is Rechteroever in Aalst of de stationsbuurt in Denderleeuw meer Congo dan de berg waarop we ons bevonden. Mochten er nu nog afrikaantjes, u weet wel, ook stinkerdjes genoemd, te spotten geweest zijn, we zouden misschien wat afrikagevoel hebben gehad, maar neen, niets van dit alles. Onze teleurstelling werd wel deels goedgemaakt door een onvoorwaardelijke fan die voor ons de klim had aangevat om ons op de top te begroeten en toe te juichen. Sommigen hebben er veel voor over om de WTC in actie te zien. Na het verbijten van onze teleurstelling, bleek dat we ook nog eens de berg gingen beklimmen langs een andere zijde. Misschien hadden we hier wel meer geluk en kregen we toch nog één of andere inboorling te zien. Het landschap waar we door mochten flaneren maakte echter weer veel goed. De groene hellingen schitterden in het zonlicht en met graagte namen wij er de steile hoogtemeters aan de zijkant van de Congoberg bij. Uit een monument dat een waterbuffel aan het spit, bereden door een Afrikaanse schone, uitbeeldde, bleek wel degelijk dat wij ons hier op gevaarlijk en onbekend terrein bevonden. Nog snel een groepsfoto, voordat de kannibalen ons te pakken zouden krijgen, zodat we aan ons nageslacht zouden kunnen bewijzen dat we nog op de Congoberg hadden gestaan, het gevaar trotserend. Hierna doken we als slechtvalken naar Waarbeke.

Ondertussen heb ik uit goede en welingelichte bron mogen vernemen dat er blijkbaar op de berg vroeger een kolonie kompels, of mijnwerkers, zou hebben gewoond. Wanneer zij na een week werken in de mijnen uit de Walen naar huis terugkeerden, zagen zij zo zwart alsof ze uit de Congo kwamen. En daar zou dus de naam van de berg vandaan hebben gekomen. Ge moet er maar opkomen!

Via de helling die vroeger vaste kost was in “den toer van Lowieken” daalden we af naar Zandbergen en staken er de woest stromende Dender over. Het viel ons op dat hier de cafés merkelijk vroeger openden dan in onze contreien. Misschien moet een verhuis van ons lokaal naar Zandbergen wel eens overwogen worden.

Even stuurde het parcours ons de brede steenweg richting Aspelare op om ons dan nog maar eens een prachtig asfaltpaadje, gevolgd door een lange klim, in te leiden. André had ons ondertussen gewaarschuwd dat hij de rit op dinsdag had voorverkend en dat er in Aaigem een stuk grindweg zat aan te komen, dat hem het Duitsland-gevoel had bezorgd. ’t Zou toch weer gene waar zijn é. Het doemscenario van de tientallen lekke banden dook al op. Maar dat was buiten de parcoursbouwer gerekend. Eén telefoontje eerder op de week naar de schepen van openbare werken in Aaigem, met de mededeling dat de WTC zijn dorp zou doorkruisen, en alles werd in het werk gesteld om er een zachtlopende asfaltlaag te gieten. Ja enige bekendheid in het wielermilieu opent gelijk welke deur.

Eén van de laatste echte kuitenbijters op de rit bleek de Gotegem in Erpe-Mere. Zoals altijd werd er boven gewacht. Glenn Schleck bleef echter wel onheilspellend lang weg. Kim Schleck begon zelfs wat ongerust te worden. Maar Glenn kwam dan toch aansluiten, zijn alcoholische uitspattingen van de avond ervoor hadden hem duidelijk zijn conditie van Duitsland doen verliezen.

Eens in Nieuwerkerken cirkelde ook nog de koersheli boven onze hoofden en straalde rechtstreekse beelden door naar Duitsland waar ze ondertussen ook stekezot van ons zijn geworden. De toekomst zal er niet op vereenvoudigen, het leven van een lustobject gaat niet altijd over rozen. Ik kan het weten.

Met nog een korte koers op de Affligemdreef, waarbij Kristof wederom zijn rit niet volledig volmaakte en ondertussen al een half “bolleken” mankeert in het cubkampioenschap, eindigde deze rit met goed 700 hoogtemeters en een gemiddelde snelheid van 26,3 km/h.

Volgende week trekken we trouwens naar de afgelegen en nog niet-ontwikkelde gebieden van Balegem!