Zondag zestien september stond de laatste wegrit van het seizoen al op het programma. Met een bezwaard gemoed en hier en daar wat lood in de benen en hout in de kop, begaven dertien WTC’ers zich naar de startlijn. Voor een aantal onder ons is de laatste rit het signaal om de mountainbike van onder het stof te halen, voor andere leden is het een teken om met de koersfiets te blijven rijden zolang het weer het toelaat en een laatste deel hangt gewoon zijn machine aan de haak tot het ontluiken van de krokussen.
Vorige seizoenen werd op het einde meestal “Den Betongtoer” in Mazenzele gereden, maar trouw aan ons nieuwe principe, lieten we dit massaspektakel links liggen. Vorige week vroeg de president, nee smeekte hij bijna, of ik eens een rit wilde uitstippelen naar “De Vlieger van Kwatrecht”. Hij had namelijk ooit, toen niemand hem wilde vergezellen op zijn eenzame fietstochten, langs de Schelde - op de andere oever - een vliegtuig op een gebouw zien liggen. Totaal uit zijn lood geslagen, volledig van zijn botermelk en compleet verbouwereerd, moest hij dit metalen stilleven van dichtbij gaan bekijken. Alleen, de president kent niet overal even goed zijn weg, en kompassen, windrichtingen, kaartlezen en standen van de zon zijn hem dan ook totaal vreemd. Bijgevolg raakte hij nooit tot aan dit stukje vlieggeschiedenis. Jarenlang hoopte hij ooit de vlieger eens van dichtbij te mogen aanschouwen. Daarom vond hij de laatste rit het uitgelezen moment om zijn grote kinderdroom in vervulling te zien gaan.
En het moet gezegd, we kunnen niet echt klagen van onze voorzitter. Hij durft soms al eens het hoogste woord voeren, en ge hebt er hier en daar al eens een “affronteken” mee, maar zijn tomeloze, onbegrensde inzet voor de WTC getuigt van een diepgewortelde clubliefde. Daarom dus, een rit naar “De Vlieger”.
Omdat de kortste weg naar Kwatrecht eigenlijk amper 25 km bedraagt, moesten wij eerst, om aan ons kilometers te raken, een aanzienlijke lus rijden door de Scheldevallei via Appels, Schoonaarde, Wichelen. Dat het eerste wedstrijduur tegen een gemiddelde van boven de dertig km/h lag, was te wijten aan de rugwind en aan Kris DB, die tijdig moest terug zijn omdat hij gevraagd werd aanwezig te zijn op een eetfestijn. Ja het leven van een lustobject gaat niet over rozen, zoals eerder gezegd, ik weet er alles van. Freddy kwam ons zeggen dat we de naam van de rit van “De Vlieger” in “De VliegerS” moesten veranderen. Ook de president, die uiteraard ten volle wilde genieten, vroeg met hortende ademstoten het cijfer drie op onze snelheidsmeter te willen veranderen in een twee. We lieten de snelheid dan ook een ietsje zakken.
Via Serskamp en een uithoek van Wetteren, naderden wij het gemeentebord van Kwatrecht. De president, al zo zenuwachtig als ne kleinen van drie jaar op zijn eerste schooldag, was bijna niet meer te houden. Hij begon zelfs spoorslags op kop te rijden.
En dan, na anderhalf uur en 41 km was het zover. Daar lag de machine, die eens zo elegant het zwerk had doorkruist, bovenop het dak van een oude fabriek. De president, stortte in volle adoratie ter aarde en dankte op zijn blote knieën de goden dat hij de vlieger bij leven nog had mogen aanschouwen. Op datzelfde terrein was net toevallig ook een bijeenkomst van gepimpte voituren aan de gang. Ik moet u waarschijnlijk niet verduidelijken dat de aanwezigen nogal vreemd opkeken als ze onze bebaarde directeur als een volleerde moslim, op de knieën het bovenlichaam op en neer buigend, een verroest vliegmachien zagen prijzen.
Langs de andere kant, wie op de autoloze zondag, met zijn uitgebouwde bolide, in een wolk van CO2 naar een tuningtreffen bolt, kan ook niet echt voor vol worden aanzien, me dunkt. Dus onze plaatsvervangende schaamte die wij de volle dertig seconden voelden voor het gedrag van onze CEO, ebde al even snel weer weg. Na onze obligate fotosessie en het overboordgooien van de ballast [lees: plaspauze] , stoven wij er weer vandoor. Via een prachtig stuk kassei tussen Welle en Wetteren ter hoogte van de veeartsenijschool of was het een opleidingscentrum voor oogartsen, of was het toch eerder een trainingsschool robotgeneeskunde - wie zal het zeggen - bereikten wij de prachtige fietsersbrug over de E40. Dit prachtig staaltje van architectuur werd dankzij onze passage eindelijk nog eens gebruikt voor wat het destijds gebouwd werd, fietsers veilig aan de overkant van de autostrade krijgen.
Langs rustige wegen tussen boomkwekerijen in Westrem, ging het gestaag richting Smetlede. Joris had zich ondertussen met Kristof op kop gezet. Maar als je de eerste vijftig kilometer in de luwte van het peloton weggestoken hebt gezeten, kan je natuurlijk een kilometer of drie iets harder fietsen dan de rest. Er werd dan ook een klein gat gelaten, om Joris in de waan te laten dat zijn conditie goed was en wij hem amper konden bijhouden. Sommige mensen hebben het nu eenmaal nodig even in het geloof gelaten te worden dat ze goed bezig zijn.
Op de Wiezebrug, floot onze manager, voor de eerste maal in deze rit, op zijn fluit. Het signaal dat er mocht gesprint worden op de brug. Deze helling bleek een maat voor niks en het verschil op de top was dan ook verwaarloosbaar. Het zou pas in Moorsel zijn dat de roem bovenaan de Hollestraat lag. Eens over het kruispunt van het Kruisabeel volgde er een nieuwe fluitstoot. Peter en Steven lieten zich als eerste vangen en stoven er vandoor. De kat uit de boom kijken, doseren en temporiseren was de boodschap. Pas in de Houten Kruisstraat ging de ketting op de grote plateau en net voor de top kon ondergetekende Joris nog counteren, waardoor de bollekestrui eens te meer aan zijn neus voorbijging. Naar het schijnt zou hij bij het bekijken van het VTM-journaal ’s avonds van pure frustratie een ganse zak Pickles Piratochips alleen hebben binnengespeeld. Hij zal morgen zijn collega’s weer mogen uitleggen hoe het komt dat zijn vingers zo geel zien.
Na de doortocht door Moorsel stonden de kasseien van de Kokerij en de Klaarhaag nog op het programma. Jos de kasseistamper koos als enige over het ganse traject voor de stenen. De rest hield het bij de fietspaden. Wie niet sterk is moet namelijk slim zijn, en wie niet tegen kasseien kan, moet Parijs-Roubaix niet rijden.
Het was uiteindelijk nog geen half twaalf als de laatste rit er al op zat en wij ons lokaal bereikten. Tijdens het nakaarten voegde onze ouderdomsdeken Constant zich ook nog bij de aanwezigen en bestelde zich onmiddellijk en zonder verpinken nen dikke Cornetto (bier van hoge gisting gebrouwen door brouwerij Palm, voor de geïnteresseerden, en dus geen toeterke ijscrème met fraisensmaak). Ook nog even de ritstatistieken : 79,4 km tegen een gemiddelde van 28,5 km/h.
Rest er mij nog te zeggen dat het een prachtig wegseizoen is geweest. Bovendien ben ik dankbaar en fier dat ik iedere week dit verslag heb mogen schrijven voor één van de sympathiekste wielerclubs uit Meldert. En hopelijk, daagt in 2019 minstens even veel volk op bij de start van het nieuwe seizoen en nieuwe leden zullen met open armen en veel warmte worden ontvangen.
El Churto