Na lang wachten was het vorige week eindelijk zover. Vermarc had eindelijk de uitrustingen van onze nieuwe leden geleverd. Wat een aantal vingerkootjes in erecte fase van onze President allemaal niet voor mekaar krijgen. Net op tijd konden onze neo-profs zich bijgevolg in hun strakke uniformen van de zwarte brigade hijsen, want vandaag stond ons traditioneel “fotooken-trek” op het programma.
Drieëntwintig leden meldden zich netjes opgedirkt, strak gekapt en geföhnd aan het lokaal. Een tweetal nozems waren echter getooid met kaboutermuts en vals reukorgaan, dit tot grote verbazing van onze hoogsteigen Grote Smurf. De twee dissidenten hadden echter niets kwaad in de zin en waren gewoon na een avondje Tuitelaar en La Chouffe met hun verkregen kleinoden nog op, in slaap gevallen. We vragen ons beter niet af hoeveel van deze geestrijke bieren zij moesten nuttigen om een dergelijke prijzenmand te verzamelen.
Na de groepsfoto voor het café, waar Michaël met een vervaarlijk uitziende monstertruck nog net de deadline haalde om in zijn jeansbroek te poseren, verplaatste ons ganse gezelschap zich naar de pastorie. Ook Johan maakte even zijn opwachting, maar hij kon niet deelnemen aan de rit omdat hij nog naar de “lering” moest, aangezien hij binnenkort zijn communie doet. Den Hans maakte ook zijn traditioneel, jaarlijks debuut. In tegenstelling tot vorig jaar, toen hij met de plaag op het lijf verscheen, kon hij vandaag echter wel zijn enige rit van het seizoen volmaken.
De nestor van de club, Constant, heeft ondertussen al zoveel respect en ontzag afgedwongen dat hij als enig lid in onze oude geel-blauwe uitrusting op de foto mocht. Wie op zijn zevenzeventig nog gans de rit met de B’s kan rijden en zelfs niet als laatste boven komt op de top van de Boekveldbaan, verdient een dergelijk respect. Toen hij later in de voormiddag lek reed en zijn binnenband, geplakt met veertien roustinnekes, verving door een exemplaar dat nog maar twaalf keer gerepareerd was, bleef iedereen dan ook vol ontzag wachten op hem.
Na de fotoshoot van ons aller afgetraind, atletisch lichaam, werd in twee groepen koers gezet naar Zele en omstreken. Door afwezigheid van een aantal werkweigeraars, trok de A-ploeg slechts met zeven leden op pad. De tweede ploeg vatte de rit aan met zestien cyclisten. Omdat ik ondertussen al dik betaald word door Joris, was ik moreel verplicht met de A’s op pad te gaan. Hier wordt Joris namelijk wel nog getollereerd, hoewel, de President startte van bij aanvang van de rit onmiddellijk een pestcampagne tegen deze allemans vijand. Had ik niet zo afgezien in zijn wiel vandaag, ik zou nog compassie hebben gekregen.
Onderweg moesten wij, kort na de start, het lieflijke Denderbelle doorkruisen. En dit was dan tevens ook onze eerste garageverkoop van het seizoen waar wij onze behendige stuurmanskunsten konden showen. Gelukkig telt Denderbelle nog al wat rijhuizen en bijgevolg beduidend minder garages dan pakweg Opoeteren, waardoor de massale opkomst resulteerde in slechts een vijftal scheefparkeerders. Gelukkig werden wij op het einde van de Kruisstraat door een enthousiast molenwiekende gelegenheidsseingever een zijstraat ingestuurd. Hij wilde ons van verder onheil en valpartijen behoeden.
Dat er echter ook iets minder vriendelijke verkeerswaanzinnigen bestaan, mochten we al in het onooglijke dorp Dendermonde ondervinden. Op de Noordlaan vond een overijverige wetsdienaar het nodig om onze volle concentratie te verstoren middels zijn tweetonig geluidstoestel en blauwe zwaailichten van zijn proper gewassen combi. Met zijn van woede purper geworden kop, riep hij ons vanuit zijn geopend zijraampje het volgende toe : ”Moeten WIJ niet meer op het fietspad rijden misschien?”. Alvorens ik hem vriendelijk van repliek wilde dienen en hem wild zeggen dat hij met zijn combi niet op het fietspad mocht rijden, spatte het woedespeeksel van de man der wet op onze dure zonnebrillen en tierde hij druk gesticulerend dat wij onmiddellijk via het fietspad van het compleet lege kruispunt de brug over de Schelde dienden te bereiken. We hadden daarenboven nog een flik getroffen die kon tellen ook, want hij brieste dat we niet met vijftien waren en dat we bijgevolg niet op de openbare weg mochten fietsen. Dat een fietspad ook deel uitmaakt van de openbare weg was hem vermoedelijk ontgaan, maar enige discussie was onmogelijk met deze dubbelbetaalde brulboei. En braaf en gedwee wachtten wij aan beide verkeerslichten tot het groene fietsje ging branden.
Door de schoonheid van de Zeelse polders, badend in de lentezon, waren we onze onverwachte ontmoeting snel vergeten en werd een strak tempo onderhouden. Het was duidelijk dat Carine ondertussen vlot hersteld was van haar valpartij twee weken geleden, want ze had amper moeite om Jimmy, die aan de kop sleurde, te volgen. Ondertussen was de president bezig de kop van Joris zodanig zot aan het maken dat hij zelfs op het hellend gedeelte van een verkeersplateau zou hebben gedemarreerd.
Het was vandaag eens niet opboksen tegen de stormwind. Met af en toe een strak lentebriesje op de kop ging het gestaag naar de Vogelenzang. Dit is een strook van een tweetal kilometer kassei waarbij je bij iedere bocht denkt, nu zijn we er van af, maar waar er daarna nog een stuk volgt en nog één. Jos - in tegenstelling tot de andere Belgen - niet geboren met een baksteen in de maag, maar met een kasseisteen, stoof er vandoor als een losgeslagen jonge stier. Jimmy, ook niet vies van een stukje Vlaamse natuursteen, sprong hem achterna. Joris probeerde ook aan te klampen, maar met de loden last van de pesterijen op de schouders en de ogen vol verdriettranen, raakte hij de rug van de kasseien al eens kwijt en driftte hij richting zijkant. Peter, met zijn klimmersgewicht, deed ook een verdienstelijke poging, maar berggeiten hebben echter niet de bouw van stenenstampers. Carine sloot ondertussen vloekend de rij, voorafgegaan door onze CEO, met even wat minder noten op zijn zang.
Gelukkig draaiden wij na de kassei richting Meldert en kregen wij de wind in de rug. Wat dan weer het sein was om dik boven de dertig per uur beginnen te rijden op de smalle landwegen. Dat we nog de Boekveldbaan in Moorsel en de kassei van de Kokerij dienden te ronden was niet meer dan een voetnoot. Peter, ondertussen zichzelf wijsgemaakt dat hij graag over kasseien rijdt, verloor wat ballast op de stenen van de Kokerij. Zijn remorque met werkalaam kwam vol op de kasseien terecht waarna wij de dure inhoud bij elkaar dienden te zoeken.
Toen we om iets voor halftwaalf het lokaal bereikten, waren de copains die de korte toer hadden gereden zich al te goed aan het doen aan gefrituurde sporthapjes. Het vet droop hen al van de kin, en als we hen iets vroegen, konden ze amper antwoorden met hun mond vol hete bitterballen. Rufin, druk doende in zijn zaal, had zich beperkt tot het bakken van slechts één lading hapjes, waarna de president wederom met een groot schuldgevoel jegens Joris, de keuken in dook en daar nog wat lekkers in het vet kieperde.
Onze eerste pint was amper uit en daar waren de jongens en dame van het B-team die de grote toer hadden gedaan, ook al. Ook zij doken als een uitgehongerde Wolfpack op de hapjes, en Pascal op zijn pilsken.
We kijken al reikhalzend uit naar volgende week wanneer de Mini Ronde van Vlaanderen op ons programma staat. Hoogtemeters, kassei en zweet zullen ons deel zijn!
Tot zondag,
El Churto