Op deze zomerse zondagmorgen was een WTC-delegatie nog onderweg vanuit de Provence naar de Meldertse heimat. Deze vier wtc-leden waren een kolonie van Meldert gaan stichten op de Mont Ventoux met een (De) Coninck aan het hoofd, gekroond tot heerser van den berg door een Bisschop. Naast hun veroveringstocht op de puist van de Provence had de clan ook nog eens en passant het surplace record van wielercafé Pista in Bédoin gaan scherp stellen én waren ze erin geslaagd van gans de Orvalvoorraad van café Le Flandrien, eveneens in Bédoin, op te zuipen. Tezelfdertijd reed een andere delegatie van andere WTC-leden in de omgekeerde richting naar Bédoin. Ik vrees echter voor hun welzijn als zij daar tijdens hun verblijf in hetzelfde uitrustingsken gaan rondbollen als de wederkerende conquistadores. Best ook niet vernoemen dat zij ene Jo en Kris uit Meldert kennen. En mocht iemand het hen vragen, blijven ontkennen of een ton met pek en veren zou kunnen hun deel worden.
Ondanks de stralende zon aan de staalblauwe hemel en de vroege temperatuur die al met de vijfentwintig graden flirtte, kenden wij deze zondag ons “congédipje” waar we al wat weken voor vreesden. Slechts dertien fluostiften, de één al wat dikker als de andere, voelden zich geroepen om richting Merelbeke te trekken. Maar toch mochten wij weer een nieuwkomster (hetgeen eigenlijk niet meer mag van de genderneutraliteit maar ik doe het toch om duidelijk te maken dat het een vrouw was) verwelkomen. Alexander was bijna rechtstreeks van in Kroatië naar Meldert gakajakt en had zijn vrouw meegebracht om te debuteren in ons elite-groepje. Scherp als een mes doch op sportschoenen begroette zij iedereen met het excuus dat het conditioneel nog niet zo goed zat na hun verlof. Van dat probleem hadden er wel meer last maar dan nog in een ergere vorm.
In ieder geval waren er tien A-B-rijders en slechts drie C’s. André die op zaterdag zo maar even de gereduceerde Dodentocht op een drafje had uitgestapt kwam zijn benen wat losrijden. En de Jean, de Gentse Feesten van Balegem ontvlucht, was, galant als hij is, maar al te bereid om onze debutante de fijne kneepjes van het wielervak te leren. Wellicht kreeg zij onderweg een waterval aan anekdotes, wielergeschiedienis en straffe verhalen over zich heen, en gaat zij menig slapeloze nachten tegemoet als zij waarheid van leugen wil scheiden.
Na mijn afwezigheid waarbij onze President zich feilloos heeft gekweten van zijn taak als ghost-writer, haakte ik mijn wagonnetje nog eens aan de A-trein. Eerlijk gezegd was dit met wat knikkende knieën en dichtgeknepen billen want een congé-buikje en verlof-lever waren ook mijn deel. Gelukkig had ik in de Scalle een compagnon de route die net als ik al eens vanop de tweede rij doorzakte tot helemaal achteraan en dan vooral op de stukken bergop. En eigelijk zaten er toch wel wat stukken bergop, vals plat en aanverwanten in. Oké, niet van het niveau van een Ventoux maar met dergelijke warme temperaturen stroomde bij menigeen toch de Dender al snel door de bilspleet na de zoveelste “kinderhelling”.
Via Bambrugge, Vlierzele en nog enkele onbeduidende nederzettingen als Balegem, naderden wij alras het grondgebied van Merelbeke via het dorp Lembergen. Voilà, een dorp met het woord bergen erin, daar kan het alleen maar bergop gaan, naar analogie met Geraardsbergen en Bergen wat dan eigenlijk Mons is maar just hetzelfde betekent. Akkoord in Grembergen zijn geen bergen maar dat hoort bij Dendermonde en daar zijn ze niet slimmer. Van Lembergen ging het vervolgens naar Bottelare waar wij zowaar een Oesterzwamboerderij passeerden. Sorry, maar daar stel ik mij dus vragen bij é, bij een oesterzwamboerderij. Worden die oesterzwammen in de winter op stal gehouden en in de lente op de wei gezet? Worden die ook gemolken en met wat voor een stoeltje is dat dan? Om maar te zeggen, als een boer bieten kweekt, noemt hij zijn hoeve toch ook geen Bietenboerderij? Of een Spaanse Tarweboerderij als ze maïs kweken? De oesterzwam mag dan wel een perfecte vleesvervanger zijn maar er kan ook nooit zoveel werk aan zijn als het houden van runderen, schapen, varkens of geiten. Om daarom dan direct streken te krijgen en uw boerenhof een oesterzwamboerderij te noemen, dat gaat mijn gezond boerenverstand te boven. Sorry, dit moest mij even van het hart.
Na Bottelare ging het over Moortsele, neen niet de faluintjesgemeente grenzend aan Meldert, en zo naar Oosterzele. En daar waanden wij ons even in de Ronde van Burkina Faso. Want even stonden zwarte wielerfans rijendik in hun portaal. Wij moeten daar een zeer hoge snelheid gehad hebben want ze leken niet door te hebben gehad dat we er passeerden. Kans verkeken op een “miet en griet” met de WTC! De terugweg bleek ondertussen toch iets zwaarder te zijn dan de heenweg. Het Rot in Sint-Lievens-Houtem naar het standbeeld van de Romeinse Legionair, die zich daar een bult verschoot omdat we vanachter hem kwamen, hakte hier en daar al serieus in de klimspieren. Maar ook de Gotegem in Erpe-Mere lag nog in hinderlaag in het parcours. En hier kreeg Alexander even een warmteklopje want hij vermoedde dat wij in Gooik zaten. Voor de niet kenners, Gooik ligt in het Pajottenland, Vlaams-Brabant, Erpe-Mere waar wij zaten, ligt op een steenworp van Aalst in Oost-Vlaanderen begot. Bovendien zou het al zeer raar zijn op een rit van 78 kilometer van Meldert naar Merelbeke en terug dat we er Gooik zouden inkrijgen. Kom het is hem vergeven, het was voor iedereen warm. Ik had aan de voet van de Gotegem de mensen van café De Cabaré en visclub De Snokkende Snoek vooraf gevraagd om ons te verwelkomen met een spandoek-finishlijn aan de voet van de berg. Hadden die onnozel kwieten toch wel de tekst in de andere richting gehangen zeker. Weg dit hoogtepunt in parcoursbouwen. Alexander liet het echter niet aan zijn hart komen, stormde als een losgeslagen stier de helling op, sprong zowaar bijna over een traagrijdende auto die van het verschieten alles toesloeg waarbij Dries bijna een Van Summeren deed en net niet in de achterruit terecht kwam. Daar was hij goed weggekomen. Had Peter op die plek gezeten, hij had waarschijnlijk de achterruitverwarming van zijn gezicht kunnen pellen, en het was al zo warm.
Gelukkig was Peter eerder op de week de rit gaan verkennen en had hij gemerkt dat er in de omgeving van de kerk van Burst, wegenwerken, opgravingen, dieptesonderingen en loopgraven waren. Met een kleine lus via een steil dalende, verharde trageweg zaten wij zo weer op het goede spoor aan het Station van Burst. Na de lange afdaling naar Haaltert leken we ons te zullen vastrijden in een drukbezochte rommelmarkt. De steward van dienst aan de nadar begon al van ver molenwiekend, vlaggenzwaaiend en schuimbekkend teken te doen dat we linksaf moesten. Hoe kende die eigenlijk ons parcours want we moesten effectief naar links? Via het industrieterrein van Erembodegem waar er nu geen monsterfile stond aan de schouwing, bereikten wij de laatste helling van de dag, de Hogeweg in Erembodegem. Aan de voet bekende Dries dat hij daar als kind schrik van had, hij woonde toen in de buurt en als klein ukje leek die berg veel hoger dan voor de bijna dubbele meter die hij ondertussen is geworden. Toch schoon, zo een weetje uit de oude doos, terwijl de helft met schuim in de mondhoeken staat. Boven voor het rode verkeerslicht hadden we de neiging om het hoofd in het gedeeltelijk openstaande raam van de auto naast ons te steken en zo even te genieten van de airco. Helaas versperde de welgevormde boezem van de vrouwelijke passagier ons de weg.
Dan zouden we maar moeten chambreren tot Rufin ons zou komen verfrissen. Bijna haalde ondergetekende de eindstreep niet toen ik met mijn voorwiel tussen de rand van het asfalt en de boordsteen raakte, maar mijn voorwiel zich wonderwel toch weer op het asfalt trok. Daar haalde ik even mijn piek van mijn hartslag tijdens de rit. Wanneer wij het terras van Ingrid opdraaiden was dit al lang weer vergeten. En verbazingwekkend genoeg zaten onze drie C-vrienden al op datzelfde terras. Zij reden slechts negen kilometer minder dan ons waarbij iemand van de drie dan nog sportschoenen droeg en geen klikpedalen had en toch haalden zij op een dergelijk heuvelachtig rit een zodanige snelheid dat zij ons voorbleven. Jean was danig onder de indruk van het fietstalent van de debutante van de dag en vroeg zich tot vijfmaal toe af waarom Alexander zijn vrouw zeven jaar lang verborgen had weten te houden voor zijn kennersoog.
Rufin had trouwens ook wat last van de warmte en was iets trager dan normaal, tot ergernis van Jean die niet binnen de dertig seconden zijn Orval aan zijn lippen kon zetten nadat hij hem besteld had. Gelukkig had Peter voor zijn verjaardag wat ijsjes voorzien en kon hij deze al aan de lippen drukken, en de President kwam ook nog op de proppen met wat cornetto’s. Ingrid toverde daarbij nog wat bavaroiskes vanuit de keuken en Rufin die was in de zaal nog bezig de eerste bestelling te prepareren. Kazekes en salamikes ontbraken want die had Bill blijkbaar allemaal meegegraaid naar de Provence.
Tot volgende week!