The X-files

De zaterdag voor de rit werd de Italiaanse klassieker, Milaan-San Remo gereden. Van Aert liet zich de mozarella van zijn boterham eten door een wel zeer clevere én sterke Van Der Poel. Matje koppelde kracht en conditie aan koersvernuft en gaf Ganna, Van Aert en Pogacar het nakijken met een splijtende demarrage net voor de top van de Poggio. Van Aert liet onmiddellijk het kopje hangen als de geslagen hond en de andere twee zaten ook pasta uit hun neus te eten. Bijgevolg weer een grote klassieker bij op het palmares van Adri Junior. Waar ik eigenlijk wil toe komen, is dat vele koesklassiekers de naam dragen van twee aardrijkskundige plaatsen, daarom niet meer de stad van start en aankomst van weleer maar wellicht wel verwijzend naar de vroegere start-en aankomstplaats. Om enkele voorbeelden zo voor de vuist weg te noemen : Parijs-Tours, Milaan-San Remo, Gent-Wevelgem, Parijs-Bordeaux, Tirreno-Adriatico, Brussel-Opwijk. En dan een buitenbeentje in de rij, Kuurne-Brussel-Kuurne. Tijd dus om zelf eens een rit uit te stippelen waarvan de naam bestaat uit twee geografische plaatsen.

Bij het parcoursbouwen, rekening houdende met de windrichting op zondag, de windkracht, het reliëf van de borsten van Sabine Haagedoorn, het lage drukgebied boven de Azoren (dat schrijft makkelijker dan de Golf van Biskaje), de stroomstraal van wijlen Bob De Richter, werd geconcludeerd dat we best zouden vertrekken in zuidwestelijke richting. En welke prachtige dubbelnamige gemeente viel daar in mijn speurende blik, neen niet Erpe-Mere, maar wel het welluidende Steenhuize-Wijnhuize. Ik hoor u nu al denken tot hier :”Van waar zou die prachtige naam eigenlijk wel komen?”. Awel in de zeventiende eeuw, was er een soort van wijnstube gevestigd ergens in de buurt van Sint -Antelinks en Nederhasselt. De stube heette ’t Wynhuysch en werd eeuwen later dancing ’t Wijnantshof. De wijn die er toen geserveerd werd, was van zo een marginale kwaliteit die niet alleen zorgde voor koppijn ’s anderdaags maar bezorgde de vaste klanten op termijn ook nierstenen zo dik als de kasseien van de Kokerij. Gelukkig voor de zatte klanten die een acute niercrisis deden, had den broer van de waard naast de herberg een soort van heelmeesterspraktijk gevestigd, waar hij de nierstenen van de duizend pijnen lijdende klanten kon verwijderen. De praktijk kreeg in de volksmond al snel ’t Stiejenhuys en door de jaren heen sprak men uiteindelijk van Steenhuize-Wijnhuize.

Wij dus op zondag naar Steenhuize-Wijnhuize. Het weer was niet ideaal, mogelijk zou er een spatje hemelwater op onze helmen vallen maar verbazingwekkend genoeg daagden desondanks toch vijf dames op. Hoe zou dat nu komen? En wie was er ook weer in vol ornaat? Awel Hans Van Den Meerssche, want een groepsfoto zat er misschien wel aan te komen dacht hij. Hij had namelijk sinds vrijdag een hoogtewerker zien staan aan café Ingrid en vermoedde dat deze door de President was gehuurd om de WTC eens vanuit vogelperspectief te fotograferen. Helaas was  Jo Foto op zondagochtend zijn fotokodak vergeten. Hij zou wel nog meer vergeten zijn, zo zou kort na de start blijken.

De president stuurde eerst de C’s op pad en met achten trokken zij op weg. Kort erna werd de start gegeven voor de A & B’s samen, ingevolge het ontbreken van genoeg snelheidsduivels om alleen te rijden. We waren echter nog maar aan café Marina, exact 500 meter verder als de start, als Jo, met knikkende knieën zijn netjes gepoetste Specialized ternauwernood tot stilstand bracht. Geschreeuw en gepiep van de schijfremmen met amper remkracht tot gevolg, deed Jo net niet met de schoenzolen op het beton afremmen. Schoonbroer Kris zette zich snel aan een korte inspectieronde met een keihard verdict tot gevolg : de remblokken volledig weggesleten. Jo trok al wat wit weg rond de neusvleugels en zag zijn zondags ritje met de wtc-copains op een sisser aflopen. Er stond hem niets anders te doen dan met de staart tussen de benen rechtsomkeer te maken. In de korte rit huiswaarts moet hij zich ongetwijfeld hebben afgevraagd wie of wat er op één nacht tijd zijn remblokjes had doen wegslijten. Hadden de X-Files nog bestaan, was Agent Scully wellicht op dat moment in beeld gestapt en zou ze de bovennatuurlijke krachten die de vorige nacht in de omgeving van Meldert kerk hadden gewoed, onmiddellijk de strijd aanbinden. Want dat er iets raar aan de hand was, dat was overduidelijk. Op zaterdag had Jo zijn fiets nog doen blinken als het tafelzilver van Het Hof van Cleve en op zondagochtend waren de remmen volledig weg. Dit mysterie zal ongetwijfeld nog vele Meldertse generaties in de ban houden. Met de tranen in de ogen nam Jo dan maar één van zijn andere tweewielers van de haak, en reed als de Lone Ranger de Pajotse horizonten tegemoet.

Kris had zich ondertussen aan Kozakkeshof buiten adem bij de rest gevoegd. Hij dacht dat we niet zouden wachten, en reed zich dan maar het maagzuur tot in de keel om de rest bij te benen. Maar uiteraard hadden wij gewacht. Wij dan maar met dertien man sterk naar
Steenhuize-Wijhuize.  Akkoord de eerste kilometers waren niet de mooiste van de rit, via Erembodegem en het Industrieterrein. Maar eens in Haaltert zaten we al in het prille lentegroen. De zacht glooiende heuvels volgden elkaar in sneltempo op en via een tractorsluis bestaande uit drie gele “biggenruggen” bereikten wij de Steenweg naar Geraardsbergen die wij een vijftal kilometer in dalende lijn moesten volgen. Net voor Aspelare haalden wij nog net de C’kes bij. Want we hadden niet alleen tijd verloren door Jo’s panne, Bill moest na tien kilometer ook al eens de blaas ledigen. Dat scheelde ook weer vijf minuten in tijd.

Stilaan naderden wij Steenhuize-Wijnhuize, maar deze keer zouden we café Berghof rechts laten liggen. Uitbater Claude moet ons pas in september verwachten tijdens onze retrorit. In de plaats van een rustig cafébezoek kregen we de Leugenstraat voor de wielen. Een wat langere helling met stijgingspercentages tot 4 procent. Hét sein voor Peter om een Jorisken te doen en een aantal kilometer aan een stuk een honderdtal meter voor de groep uit te gaan rijden. Maar al gauw staakte hij zijn “chasse-patate”, want dat kunt ge enkel doen als er iemand voor u rijdt, wat in dit geval dus onmogelijk was. 

Via Herzele en Aaigem, ging het naar Burst, waar wij de prachtige fietsostrade namen tot in Mere. Zowaar een prachtig staaltje van positieve fietsinfrastructuur. In Lede kregen we met de Keiberg een laatste korte helling voor de kiezen en in de daaropvolgende tractorsluis konden we met eigen ogen zien dat Teslarijders bijna even erg zijn als BMW-bestuurders. De Tesla man slaagde erin om zijn elektrische tractor over de sluis te manoeuvreren maar het sierde hem echter dat hij zijn elektrotank de graskant instuurde om onze imposante groep te laten kruisen. 

Eens in Hofstade mochten we het Notelaarspad richting Gijzegem aansnijden, wat misschien een kleine vergissing bleek, want pelotons concullega’s, wandelaars, joggers en een schaarse rolstoelgebruiker maakten onze doortocht niet zonder gevaar. Het gevaar dook pas echt op na het fietspad, eens weer op de gewone weg, liep nu ook Kris DB averij op. Een ferme leegloper deed ons een tiental minuten halt houden in de Vereeckenstraat waar wij veelvuldig werden begroet door passerende groepen Vespa-rijders. Nadat Kris zijn “rubberen Robby” was hersteld, doemde in de verte de Wiezebrug op. Hoewel we met meer dan genoeg waren om op de rijbaan te rijden, vond een Johnny met getunede Mercedes het nodig om luid zijn ongenoegen te laten blijken. Door het getoet, schrok Yves zodanig hard dat hij een put in het wegdek niet kon vermijden en er er een klapband aan over hield. Wederom met z’n allen aan de kant. Een tiental minuten later bestegen we weer ons vehikel maar een tweetal kilometer verder, moest nu weer Kris zijn achterband worden bijgepompt. En eens ook dit kleine oponthoud was weggewerkt, vond de Scalle dat het lang genoeg geduurd had, dat ze hem zijn pilsken hadden onthouden. Hij zette zich prompt op kop, trok alle registers open, en mende de groep tot op de Europastraat. Van daar af moesten we ons enkel nog laten bollen en reden zo de zaal van het café binnen.

Blijkbaar konden we het café niet binnen wegens te overvol door potentiële communicanten en hun ouders, wandelaars, biljarters, darters en andere cafésporters. Dan maar dingen in zijn zaal wat gezelschap houden terwijl de pijlen van de liggende-wip-schieters ons om de oren vlogen. Ondertussen waren Jo zijn tranen al opgedroogd na zijn derde Orval, en hadden de nog aanwezige vrouwen hun wraakgevoelens jegens mij ook al begraven. De President toverde nog wat bijna vervallen koizekes en salamikes tevoorschijn, en ook Dirk was ondertussen geland zonder dochter Fran.

Boven de schuimkragen en waterbubbels werd al reikhalzend uitgekeken naar de rit van volgende week, die hopelijk met veel minder pech zal verlopen.

Tot dan!