Plensbuien hadden de stilte van de nacht doorbroken. Op de korte rit van thuis naar het lokaal kreeg de koersfiets bij iedereen al een eerste laagje nat en modder te verwerken. Maar de voormiddag kondigde zich droog en zonnig aan.
Bij vertrek stonden dertien dappere WTC’ers te popelen om de rit naar Temse aan te vatten. Een drietal kilometer na onze grand départ, op het kruispunt Eerdegemstraat-Schuurkensstraat, werd snel duidelijk waarom renners die het rugnummer 13 krijgen toebedeeld, dit ondersteboven durven opspelden. Op de overgang van de drogere beton naar de kletsnatte asfalt, schoof Dirk met een smak onderuit. De pijnlijke grimas van onze copain beloofde niet veel goeds. Met de linkerhand naar de rechterschouder tastend, werd eerst gedacht aan een sleutelbeenbreuk. Maar na een paar minuten zat er toch al wat beweging in zijn nog vrij jonge knoken. Verder meefietsen zat er echter niet meer in voor de sterkhouder van Vlugge Jongeren Baardegem en, meewarig, ontgoocheld en met veel pijn, droop hij af, richting spoed, zo bleek achteraf.
Na zoveel misfortuin, fietsten wij gestaag verder, echter met een zekere veiligheidsmarge inbouwend. De Schuurkensstraat was trouwens herschapen in één modderbrij. Het zou vandaag nog dikwijls blijken dat in april de boerkes uitrijden en de fietsers vergasten op mengsels van aarde, modder, kak en aal.
Jo, de parcoursbouwer van vandaag, had een passage aan doe-het-zelf Vanderschueren voorzien, mocht iemand nood gehad hebben aan een extra paar binnenbanden, shampoo, roze korrels, OSB-platen, het was dé moment. De Jo toch, hij denkt ook aan alles.
Eens in Sint-Gillis was het duidelijk dat de Buslotfietsers, organisatoren van de Bianchi-rit van vandaag, schaamteloos een deel van onze rit hadden gekopieerd. En niet eens de toestemming aan de WTC gevraagd! De openbare weg is misschien van iedereen, maar waar wij rijden, worden geen andere zondagfietsers getolereerd!
Bovendien, eens Zele voorbij hadden die amateurs van Buslot zelfs hun rit in tegenovergestelde richting van ons rit gelegd. Hoe respectloos! En bovendien hadden ze een lokale boer gevraagd, om zijn tweehonderdvijftig koeien op de rijbaan te laten schijten! Maar door wat uitwerpselen laten wij ons niet uit het lood slaan. Steven zei nog, hopelijk valt er niemand plat, met al die drek aan de banden. Dat noemen ze nu onheil afroepen!
Aan de Mirabrug, waar wij ondertussen het Bianchi parcours achter ons hadden gelaten, waren de mannen van Buslot nog niet uitgepest! Hadden ze gewoon herashekkens dwars over het jaagpad gezet samen met wat graafmachines en containers. De snoodaards! Maar een WTC’er kent overal de weg. Via Elversele en Tielrode bereikten wij de Zaat in Temse. Dit doet mij trouwens denken aan een korte anekdote. Ooit was er een frituur in één der Faluintjesdorpen die werd uitgebaat door een Indische niet-zo-schone. Haar Vlaams was vrij goed, doch de letter “f” was onuitspreekbaar voor haar. Haar steeds weerkerende vraag: “Moet er zaat op de pritten?”, was de aanzet tot veler hilariteit. Dit echter geheel terzijde.
Eens Temse, het nieuwe Knokke aan de Schelde voorbij, ging het in strakke draf richting Weert, hier echter vonden de Buslotfietsers het nodig om Fred zijn band te laten leeglopen. Steven, van geen kaksken vies, schoot onmiddellijk ter hulp en verwisselde de band in no-time. Weert achter ons latend, passeerden we nog Branst en St Amands. En hier, net voor Opdorp liep ook André in een hinderlaag van Buslot. Ook hij stond plat. Steven, van wie de handen toch al wat naar kak roken ondertussen, offerde zich weer belangeloos op. En met de snelheid van een bandenwissel in de Formule 1 werd ook dit euvel weer verholpen.
Ondertussen had Joris, die zich wilde bewijzen na zijn slechte dag van vorige week, al een paar keer deftig aan de boom geschud en had de snelheid al meermaals de dertig overschreden. Paken en Fred kozen eieren voor hun geld en anticipeerden door de bandenwissel niet af te wachten. Zij zouden op eigen tempo binnenrijden. Eens het rubberen kleinood was vervangen, werd de gaskraan stilaan opengedraaid. Via Opdorp, Buggenhout en Opwijk ging het tegen een snelheid die geen van ons nog gewend was. En op de Steenweg richting Maxens, vals plat omhoog en wind op kop, schudde Johan, alias ik laat mijnen baard staan want ik zou graag ook eens als volwassene worden aanzien, duchtig aan de fruitboom. De achterdeur stond wagenwijd open en we waren vooraan al wat blij dat we zijn wiel konden houden, laat staan dat er iemand kon overnemen. Maar eens aan Crabbe lieten we de troepen weer samenkomen. Kristof die een twintigtal kilometer eerder het vuur aan de lont had gestoken, had blijkbaar krampen tot achter de oren, en keerde rechtstreeks huiswaarts. Hopelijk raakte hij tijdig uit zijn klikpedalen en ligt hij niet meer in de gazon van de Luc.
In ieder geval hebben we vandaag geleerd, dat er bij opkomst van dertien man, er één moet thuisblijven of alleen rijden. Of dat we iemand van de Spaak verplichten om met ons mee te rijden. Hoewel, zo laag willen we nu ook weer niet zinken.
Bij aankomst lieten we het uiteindelijk niet te veel aan ons hart komen en lieten wij ons de zelfgebakken fricandon en Rodenbach van harte smaken. Maar dat de wraak op de Bende van Buslot zoet zal zijn, staat buiten kijf!
Ik heb ondertussen van Dirk vernomen dat hij niets gebroken heeft maar dat hij 2 weken niet mag fietsen! Sterkte copain!
Tot volgende week.