Met achttien, u leest het wel degelijk goed, met achttien daagden we op, op deze heuglijke dag die wij Vaderdag plegen te noemen. Het was dan ook niet louter toevallig dat Wendy de enige vrouw was die zich bij de start aandiende. Een aantal van ons hadden namelijk penitentiair verlof gekregen van moeder de vrouw net omdat het onze hoogdag was.
Den Dave stond bij de start apetrots te blinken gelijk nen hovaardigen pauw, hij had namelijk zijn nieuw linker onderbeen laten aanpassen naar fietsmodus. Nooit een grapje schuwend, vertelde hij dat hij alle Gardena-accessoires die op zijn onderbeen pasten, had aangeschaft. Hij stelde onmiddellijk belangeloos voor om Paken zijn voren te komen trekken wanneer deze boontjes zou beginnen aanplanten. Ook “pareiplanten” zouden geen probleem zijn met zijn nieuw onderstel, naar het schijnt.
Maar daar sloeg de kerkklok al half negen, en nog snel werd beslist dat er apart zou worden gereden. Een aantal had vooraf de rit al bestudeerd en had gezien dat er 80 km en meer dan 600 hoogtemeters op het programma stonden. Paken, JP, Fred, Dave, Wendy en zowaar onze nestor Constant, voor de gelegenheid in ons vintage kostuum gestoken, kozen voor een vlakke rit richting Temse.
Wij moesten na de Putstraat onmiddellijk onze tenen uitkuisen op de klim van de Lepelstraat. Echter bij het aansnijden van de Putstraat kwam Peter ons tegemoet gereden en vijfhonderd meter verder kwam Michael daar nog als een speer uit tegenovergestelde richting aangevlogen. Het voorstel dat we vanaf volgende week onze ritten zodanig gingen plannen zodat we iedereen eerst thuis zouden kunnen ophalen, werd toch maar van tafel geveegd.
Eens boven in de Lepelstraat ging het via de Groenstraat naar de Notstraat. Even waren we ijl in het hoofd door het zuurstoftekort op deze grote hoogte, en wisten we niet meer of het nu links of rechts was op de steenweg. Dit oponthoud was slechts van korte duur en we doken als torenvalken richting Asbeek waarna de ene na de andere helling al volgde. De parcoursbouwer van dienst werd hier en daar al binnensmonds verwenst. Er kwam namelijk door de inspanning al eens een croissant met confituur en koffie terug tot in de mond. Maar door een beetje reflux laat een WTC-er zich echter niet tegenhouden.
Onze tocht richting Pajottenland werd echter bijna gedwarsboomd. In een smalle landweg, had een onverlaat zijn 4x4 dwars over de rijbaan geplaatst, met zijn linker portier dan nog open. Bovendien had de bestuurder ook nog op de naastliggende weide in hinderlaag gelegd. Maar behendig en stuurvaardig als we allemaal zijn, wrongen wij ons tussen de twintig centimeter ruimte die er over was. Op de vraag aan de man, of hij misschien vroeger nog lid was geweest van de Vliegende Spaak, viel hij onmiddellijk door de mand. Wie anders zou het hebben aangedurfd om ons te saboteren?
Stilaan doemde de toren van Sint-Pieters-Leeuw op in de ochtendlijke nevel. We zouden hem echter deze keer volledig links laten liggen. Er lag ons een andere verrassing te wachten. Boven de daken van een rij huizen daagden reusachtige witte bollen op. Een aantal leden die niet wisten wat het was, moesten door de rest gerust worden gesteld. Het moet gezegd, bij de aanblik van deze vreemde bolvormige bouwwerken, begon al menig knietje tegen de bovenbuis te knikken. Johan, waande zich in een aflevering van de X-files en vermoedde dat het om reusachtige alien-eieren ging. Gezien de hoge beveiliging, met hoge hekkens en hierop scheermesdraad, rond de bollen, zou het wel eens kunnen dat hier een tweede Roswell-alien werd bewaard. De President die zag dat enige van zijn onderdanen maar grauw begonnen weg te trekken en eerder in de remmen knepen dan door te fietsen, noemde het “de golfballekes”. Bovendien wist hij te vertellen dat het een radarinstallatie was van het Amerikaanse leger. Uiteraard stelde zoveel parate kennis van onze grote leider eenieder onmiddellijk gerust. Het is door zulke kennis en doordachtheid dat wij hem indertijd dan ook unaniem als President hebben verkozen. Dat het machtigste leger van de wereld, met aan het hoofd een oranje postiche, in het hol van pluto, zijnde Kester, een radarbasis is komen vestigen, daar stelde niemand zich enige vraag bij. We mogen den Amerikaan al dankbaar zijn dat we met ons fiets-gps’kes mogen gebruik maken van hun technologie, of wij waren iedere week toerkes aan het rijden rond de kerktoren van Meldert. Bedankt nonkel Donald!
De geheimen van de basis van Kester achter ons latend, trokken we richting laatste, serieuze heuvelzone, met als orgelpunt de Woestijn. Dit is een helling in Gooik die zodanig hoog is dat zelfs onkruid zich hier niet waagt te groeien. Net als op de top van de Mont Ventoux, waar een desolaat maanlandschap de noeste klimmer ligt te wachten, is er op de Woestijn geen weerstation maar een kapel als ultieme beloning. Omdat het weer er zodanig snel kan omslaan, hebben wij hier geen halt gehouden om een foto te nemen. Joris, altijd al een halve bedoeïn geweest, en zich dus thuis voelend in de woestijn, trok van aan de voet snel van leer. In tegenstelling tot de voorbije maanden is zijn conditie er weer verdacht sterk op vooruit gegaan. Naar het schijnt zou hij dokter Ferrari en Willy Voet in zijn contactenlijst van zijn gsm hebben staan. Johan, een gevleugelde klimmer, fladderde onmiddellijk achter Joris aan. Samen reden zij met de ogen dichtgeknepen tegen de felle woestijnzon, als eersten over de top.
Via Okegem bereikten wij de Dendervallei. Maar nog was deze dag vol verrassingen niet voorbij. In Iddergem had de lokale wtc speciaal voor ons een verkeersvrije passage ingelegd. Het publiek stond hier rijen dik en kraaide van plezier, als wij - twaalf man sterk - over hun inderhaast opgerichte finish reden. Geen kwaad woord over deze puike organisatie en een welgemeende bedanking aan hun adres. Doe zo verder jongens en wij zullen jullie misschien ooit nog eens vereren met een acte de présence.
Via nog een kleine ommetoer in Haaltert, bereikten wij welriekend Aalst. Op de Parklaan konden wij ons longen onmiddellijk vullen met verse uitlaat-, broeikas- en Amylumgassen. Onze gezondheidswandeling door het Pajottenland kreeg hier al een flinke knauw. Maar eens het viaduct voorbij reden wij door de beetje volkse en verpauperde buitenwijken waar onze collega Kristof mag resideren. Om zijn buren toch niet te veel aan het schrikken te brengen herleidden wij hier onze snelheid tot een schamele 15 per uur. Dat zal hem leren, opscheppen tegen zijn geburen dat wij ’s zondags gemiddelden halen van 35 en meer!
Eens de Langestraat en Hekelgemstraat aangevat, gaf de President zijn twee korte fluitstoten, waarna hij weer als een overjaarse obus explodeerde in een megademarrage. Uiteraard in zijn leefwereld. Hij kreeg gewoon een driehonderd meter voorsprong cadeau waarna er duchtig naar zijn wiel werd gesprongen. Eens aan de Drie Wegen, waar ooit de wieg van de WTC heeft gestaan, kwamen de troepen weer samen, waarna er uitbollend en keuvelend werd binnengereden.
Volgende week hebben we weer een goed doel en rijden we doelloos naar Doel!