Zondagmorgen 26 augustus leek de hitte van de voorbije maanden plaats te hebben gemaakt voor de eerste ochtendlijke kilte. De armstukken, en bij sommige van de leden ook al de beenstukken, werden uit de kast gehaald. Tiffany, net terug uit het hete Spanje, leek ieder kledingstuk van ons zesdelig WTC-uniform over elkaar te hebben aangetrokken bij de start. Een temperatuursverschil van dik twintig graden zou anders wel eens tot een koudeshock kunnen geleid hebben. Haar compagnon de route, Wendy, arriveerde met nieuw aangebrachte, wapperende hair-extensions. In de mannelijke vorm zouden wij dit een nektapijt plegen te noemen.
Eerder in de week was ik met mijn trouwe metgezel, Pascal, een eerste versie van de rit gaan verkennen. Conclusie na 75 km : gans den boel hertekenen en al die rotkassei eruit. Zo geschiedde, ik zette mij op een avond nog eens aan het routeyou’en en na een uurtje zwoegen, was de definitieve versie van de rit klaar. Doorsturen naar de andere WTC’ers en op zondag vlammen.
De aanloop beloofde vrij vlak te zijn met uiteindelijk een pittige finale. Bij de start moesten we over vijandige grond, los door Baardegem, het territorium van De Spaak. Gelukkig was het daar op zaterdagavond kermis geweest en lagen de meeste van onze tegenpolen nog op hun luie “slep”. Pascal die tot drie uur ’s nachts gaan spioneren was op de Baardegemse showavond, en die om zichzelf niet te verraden ook vijfentwintig pinten had moeten drinken, had ons gebrieft dat de kust veilig was. Wat Steven en ik als koprijders in de eerste kilometers vermoedelijk als enige twee te zien kregen, tartte echter alle verbeelding. Na afslag in de Europstraat bleek er een vermoedelijk vrouwelijk lid van de Spaak nog zodanig “pression” op te hebben, dat ze haar gevoeg zat te doen naast haar voiture. Dat komt er van é, een gans jaar van alles consumeren om de prestaties te verbeteren, en daar dan eenmalig alcohol op beginnen kappen. In ieder geval kwamen wij Baardegem door zonder in een hinderlaag te lopen.
Het was pas in Meuzegem dat we dachten in een val te zijn beland. Een rafelige koord was er dwars over de weg gespannen. Onmiddellijk sloten wij de gelederen en beschermden wij vrouwen en kinderen. Maar het bleek echter een lokale boer die zijn Brabantse dikbillen vanuit de stal recht naar het groene malse gras leidde. Wanneer de runderen beseften dat het wel degelijk de WTC was die voor hen was gestopt, vergastten zij ons op een vriendelijk loeiconcert. Ze waren zelfs zo beleefd hun kak op te houden tot ze het straat waren overgestoken. We hebben het al anders geweten.
Na dit korte oponthoud zetten wij onze rit verder. Toen we op zeker ogenblik tegen een snelheid voortzoefden van 33 km/h werden wij plots ingehaald door een peloton fans. Zij moesten zich de ziel uit hun lijf rijden om ons te kunnen bijbenen. En met hun laatste krachten haalden zij ons in, druk selfies makend zodat ze deze later met trots aan hun kleinkinderen kunnen tonen. We moeten er wel eerlijk over zijn, we hadden wel wat vertraagd zodat ze ons hadden kunnen inhalen, anders hadden zij hun moment de gloire op hun buik kunnen schrijven.
Na de vlakke aanloop in Klein Brabant, begon het al zachtjes te glooien. Voor een verkeerslicht in Grimbergen riep ik Pascal nog trots toe dat ik er toch mooi die rotkasseien had uitgefilterd. We waren de lichten nog maar voorbij, sloegen rechtsaf, en patat, kasseien alsof ze nog werden gekapt door Ambiorix en zijn eerste Belgen. En dan nog wel twee maal onderbroken door een stuk asfalt waardoor je het gedacht kreeg : ”Aha we zijn d’er vanaf!”. Maar nee, dan weer het volgende rotstuk, en nog eens. Kristof zag het allemaal niet meer zitten en reed van frustratie zijn voorband plat. In het vakjargon noemen ze dat blijkbaar een “snakebite”, maar bij mijn weten zitten er in Grimbergen, afgezien van wat tuinslangen en brandslangen, geen reptielen van betekenis, laat staan dan nog serpenten die het hebben gemunt op den binnenband van den braafsten onder de Wtc’ers. Maar daarmee kon de Reifenmeister nog eens in actie schieten. Wij moesten hem onlangs bijna ontslaan nadat hij wekenlang technisch werkloos was geweest.
Na een passage over een mooi gerenoveerde fietsersbrug over de A12, bereikten wij wat volgens Kris DB precies een schoon park was. Dat hij niet wist dat we rond de Nationale Plantentuin van Meise aan het fietsen waren is hem bij deze vergeven. Fier deelde ik daarna mee dat ik de volgende kasseistrook tussen Meise en Brussegem had weten omzeilen door een lus. Mijn lus, mét steile helling, bleek echter wat te kort uitgevallen en we moesten na de klim toch nog de kassei over. Zo veel kassei in één rit en dat zonder dat onze stenenstamper Jos erbij was, hij moest het eens weten. Na deze rotstrook bleek er ook nog eens ne slimmen met zijn voiture door de recent aangelegde, versen beton te zijn gereden. Gevolg, diepe, keiharde sporen waar een niet oplettende fietser bijna zeker zijn nek zou kunnen breken. Gelukkig sturen de meeste wtc’ers, althans diegene die vandaag mee waren, vrij behendig en raakte ook hier iedereen zonder kleerscheuren door.
Na Kobbegem, waar ik ons recent aangesloten lid, Davy, op zijn vraag moest duidelijk maken dat het de brouwerij van Mort Subite was die we passeerden, werd er al een eerste keer aan de boom geschud. We waren trouwens eerder op de rit het lokaal van Davy’s treinbestuurdersclub gepasseerd, vzw De Sjoko’s. Naar het schijnt mag hij er als enige altijd langs achter binnen.
Het werd ondertussen echter duidelijk dat de koers zou worden beslist op “’t Fort”, met de opstekende wind en het lange stuk vals plat omhoog zou hier de schifting worden gevoerd. Steven demarreerde als eerste met nog een lange weg te gaan. Iedereen wist dat het te vroeg was, maar wij gunden hem zijn korte wijle van roem. ’t Was pas op het tweede stuk dat de ketting naar het buitenblad werd gegooid en dat hij overdonderd werd door een viertal hijgende wtc’ers. Op de splitsing met Koereit mochten wij gelukkig wachten op de achterkomers, zij moeten echter ook vrij snel naar boven zijn gereden want wij kregen amper recuperatietijd. Na deze diepe inspanning werd er nog losrijdend richting Meldert gereden waar we ons met 76 kilometers tegen 28,5 gemiddeld, moe maar tevreden laafden aan Bavik, Rodenbach, Cornet én dingen.
Wij willen ook nog even “Dingen” zelf bedanken voor het herschilderen van het terras van het café waar de kleuren niet langer meer vloeken met die van onze uitrusting. Voor een drietal onder ons was de dag echter nog niet ten einde, aangezien wij nog verplichtingen hadden op het Streekbierenfestival. Zelfs in Moorsel pikt men al eens graag een graantje bekendheid van de WTC mee.
Tot volgende week!
El Churto Del Agua