Over kermissen en tractoren

Nadat Baardegem vorige week zijn hoogdagen had gevierd tijdens de Faubourgkermis, was het dit weekend de beurt aan het mooiste dorp van de Faluintjes. We hadden eerder op de week al een waarschuwende mail mogen ontvangen van onze president waarin hij in de buurt van ons lokaal een volkstoeloop voorspelde vanaf zeven uur in de ochtend. Volgens hem zou het beter, veiliger en rustiger zijn om om 08:30 uur samen te komen aan de kerk en niet aan het lokaal. Hij vermoedde dat zonder zijn aanwezigheid wij anders volledig stuurloos en gedesoriënteerd zouden worden opgeslokt door de massa die een bezoek aan de rommelmarkt combineerde met een meet and greet met de WTC.

Omdat de President een nogal dwingende toon had in zijn mail, en wij zijn gezag al eens durven ondermijnen, waren we met vijftien aanwezig, aan de kerk, maar om 08:25 uur in plaats van 08:30 uur. Als dat geen opstandige aktie was dan weet ik het ook niet meer! Hij zal d’er dagen niet goed van zijn! Bovendien dacht hij dat er amper leden zouden komen opdagen, gezien het kermisgebeuren. Het is echter niet omdat hij nog gespot werd om vijf uur in de nacht dat zijn onderdanen zich niet mogen soigneren. Bovendien mochten wij wederom twee gastrijders verwelkomen.

Een voordeel van het vertrek aan de kerk is wel dat wij nu de klok veel duidelijker half negen horen slaan en dat wij bovendien zicht hebben op het prachtige, abstracte hopmonument dat later op de dag plechtig zou ingehuldigd worden. Voor de mensen die trouwens kritiek hebben op dit staaltje van gegalvaniseerd staal, even dit ter verduidelijking : ”Het is niet omdat ge bepaalde kunst niet begrijpt dat het niet schoon kan zijn!”. Om de discussie over de zin van het hopgedrocht in de kiem te smoren, vertrokken wij dan ook stipt op tijd richting het Pajottenland. Het plan van de president was eigenlijk perfect geslaagd, op een verdwaalde loopster van de Chickenrun van zaterdag na, zagen wij geen kat bij vertrek.

Van bij het begin van de rit moesten wij trouwens Kristof al oppeppen, opmonteren en een hart onder de riem steken. Zijn werkgever stuurt hem namelijk vanaf achttien september naar de Joesteetes Naaits van Amerika. Hierdoor kan er een dikke vette streep worden getrokken door zijn tweede opeenvolgende clubkampioenschap. De eeuwige roem, die voor het grijpen aan zijn voeten ligt, wordt hem gewoon door zijn neus geboord omdat hij in de voetsporen van wijlen Eddy Wally voor zijn baas naar Sicago moet. André zou de hele rit met een stuurbrede grijns op zijn gezicht rondrijden. Daarenboven had Kristof nog droevig nieuws te melden. Hij zou binnen afzienbare tijd in het verre en bijna onbereikbare Ninove gaan wonen. Maar zijn clubliefde is zodanig groot dat hij bij de WTC blijft rijden. Zowaar prachtige voornemens.

Een nat spoor achter ons latend van de tranen van Kristof, bereikten we de eerste hellingen. Steven en Kris Lelie hadden ondertussen al op listige en slinkse wijze de koppositie van het peloton ingenomen, en hielden het tempo zodanig strak dat niemand er ook maar aan dacht van hen af te lossen. Op Berchemberg werd het al duidelijk dat wie zijn goei benen had thuis gelaten, nog meerdere protjes zou laten. Als samensteller van de rit kon ik mezelf ondertussen wel voor het hoofd slaan dat ik er zoveel bergop had ingestoken terwijl ik de avond ervoor pinten had gedronken alsof het de laatste van mijn leven zouden zijn. Het natte spoor achter ons was nu niet meer van de tranen maar van de liters zweet die wij ondertussen verloren.

Dwars door het Pajottenland bereikten wij de taalgrens, waar wij in Rebecq een residentieel bos indoken. Het leek wel Brasschaat in de Walen. De tuinhuizen van deze stulpjes waren zelfs groter dan de gemiddelde woning in de Vlaanders. En heel toevallig, in het enige en tevens grootste bos van Rebecq en omgeving, was alles indertijd als bouwgrond ingekleurd. Ge moet maar geluk hebben zeg als bescheiden potentiële bouwheer dat ge een stukske bouwgrond in een bos zoekt van een are of 25 à 30, dat er daar geheel toevallig toch wel een perceel of honderd voor het grijpen ligt. Dat er daarvoor een paar duizend bomen moesten worden gekapt, is toch maar een klein detail. Maar desalniettemin moeten wij zeggen dat het daar echt schoon was om te fietsen.

Een twintigtal kilometer verder echter, werden wij geconfronteerd met een ander deel van de sociale ladder. Honderden misnoegde boeren, voor de gelegenheid aan het betogen tegen het aanhoudend droge weer, waren gezamenlijk uitgereden met hun ronkende, roetuitstotende tractoren en aanverwanten. We werden samen met een vijftigtal andere fietsers de weg versperd door twee overijverige seingevers. Ondertussen mochten wij geheel gratis en voor niks, tonnen CO2 en fijn stof inademen. Wanneer wij na tien minuten, wanneer de zevenhondervijfenzestigste tracteur was gepasseerd, eindelijk door mochten, moesten wij eerst nog een halve stoflong ophoesten. Net toen onze ademhaling weer regelmatig was, net op de beklimming van de Congoberg, zaten wij weer in dat konvooi van oud ijzer en zwarten doemp. Gelukkig sloegen de aftandse vehikels en de op hun zondags geklede boerkes linksaf en doken wij de kasseikant van de Congoberg naar beneden.

Ondertussen had Joris al twintig keer op zijn horloge, die hij nog gewonnen heeft met de grijperkes in het lunapark, gekeken. Hij moest namelijk tegen half twaalf zijn barbecue in gang krijgen of zijn twee enigste vrienden zouden zonder eten huiswaarts keren en dan zou hij die ook nog kwijt zijn. Wij gaven hem nog de raad om te investeren in een toestel op gas, dat moet ge namelijk geen uur op voorhand proberen aansteken. In de bereiding van de aperitiefhapjes moest hij trouwens toch niet te veel tijd steken want hij had nog een familiepak Piratochips liggen.

Eigenlijk hebben we Joris wel graag, maar ge moogt dat zo iemand niet te veel laten blijken, of ze denken dat ze populair zijn.

Op de terugweg deden we nog vlug een acte de présence op de kermis van Teralfene waar we dwars door de tent van het lokale eetfestijn fietsten. Zo hadden we weer snel vijfhonderd euroloekes verdiend. We konden echter niet blijven tot het volk er was anders zouden een aantal onder ons het einde van de Meldertse mis niet halen. En nu meneer pastoor zijn eighties paardenstaart had laten knippen was zijn populariteit in Meldert stilaan die van Ilse Uytersprot aan het evenaren. Bovendien had hij voor een klein mirakel gezorgd. De kale hopconstructie was op een voormiddag begroeid met hopranken die dan ook nog eens op drie uur tijd prachtige hopbellen hadden geproduceerd. Met busladingen zullen ze binnenkort naar het Lourdes van de Faluintjes afzakken voor een selfie van de omgekeerde kerstboom en een kluitje aarde van de vruchtbare Meldertse grond. In deze wetenschap trokken we dan ook maar met zeven dorstigen naar ons lokaal. Na net geen 80 kilometer, dik 600 hoogtemeters en een gemiddelde van 27 km/h hadden we hoge nood aan een infuus van hoppig gerstenat.