“Ge moet twee keer vervellen eer ge coureur komt!” (dixit Y. Lampaert)

Vandaag veertien april, had copain Jo, een kasseirit gepland, geheel toevallig op de dag van Parijs-Roubaix. Dat we anders op iedere zondagrit de kasseien angstvallig vermijden en er zelfs met grote bochten omheen rijden, mocht op deze hoogdag van het Klassieke voorjaar geen excuus zijn om ons aller prostaatklier geheel vrijblijvend te laten masseren.

Zestig kilometer had hij uitgestippeld. Op zich geen onoverkomelijke afstand voor ons afgetraind atletenlegioen, ware het niet dat er toch twintig kasseikilometers en bijna vijfhonderd hoogtemeters waren ingeslopen. In de dagen en weken voorafgaande aan deze rit werd er al menig voorhoofd gefronst en wenkbrauw opgetrokken. Het was zelfs zo erg dat Jo begon te vrezen dat hij alleen zijn stenentoer zou moeten doen. Maar dan kent hij de WTC-members nog niet goed. Met dertien arriveerden wij met het mes tussen de tanden aan de start. Enkel André, Freddy, Wendy, Tiffany en Pieter mét chauffage, warmtepomp en allesbrander in zijn wanten, zouden een andere toer richting Zemst rijden. Het is hun vergeven, zij zouden dan ook dertien kilometer meer dan wij doen.

Toen we de kassei van de Kerkberg afdoken, bleek dit stukje gekapte graniet dan ook niet als officiële strook in het roadbook te zijn opgenomen. Het was pas op de Varent richting Asbeek dat wij de eerste porfier onder de wielen kregen. En ja, de eerste lekke band was een feit. Ons meest recente lid, Erwin, stond al plat, zich hierbij afvragend of dat die mannen van de WTC nooit een normale rit zouden rijden. Zijn debuut maakte hij op onze Mini Ronde, meer kassei dan macadam, en bij zijn tweede rit, weer kassei én plat! Ge zou voor minder overwegen om te gaan rijden bij de Spaak. Uiteraard moet er al veel meer gebeuren vooraleer iemand geheel vrijwillig, zonder een revolver tegen de slaap, zou overlopen naar de Vliegende Nozems van Baardegem.

Bij onze tussenstop was het ons opgevallen dat Joris nogal stil was en eerder uit zijn normale doen. Hij bleek last te hebben van valse bescheidenheid en een dikke vallink. Straf eigenlijk, ik had altijd gedacht dat zelfs bacteriën en virussen Joris zouden mijden.

Eigenlijk was dit kortstondige oponthoud nefast voor onze spieren en longen, want eens in Asbeek dienden wij de Heedstraat te beklimmen, doken we de kasseien van de Platijn af en konden we direct weer de Keierberg opdansen, zodat de hartslag al bijna maximaal was en eenieders kop tomaatrood aanliep. Peter hoestte vervolgens één van zijn longen op waarna Jo hetzelfde deed, maar dan met zijn twee longen. De inhoud van zijn rechter long werd vakkundig van de rug van Joris geveegd en bewaard om er nadien het parket in den Tuitelaar mee te vernissen. Het was eigenlijk niet de inspanning die de longblaasjes irriteerde, maar eerder de bitterkoude lucht. Bij een temperatuur van om en bij het vriespunt waanden wij ons eerder in putje winter dan in “den uitkommenen”. Ik vreesde al dat mijn patatten zouden bevriezen. Maar bij thuiskomst bleken ze nog even vers in de zak van Delhaize in mijn garage te staan.

Het was trouwens niet de koude die Peter meermaals in een rochelende hoest deed ontketenen. ’t Was pas na den arrivé dat bleek dat hij inlegkruisjes van Always in zijn koersschoenen had gestoken. De chemische reactie van zijn voetzweet met de synthetisch vezels van zijn kunstmatige teenverwarmers had voor zulke penetrante dampen gezorgd dat hij drie uur na de rit nog kunstmatig diende beademd te worden.

Wie ons ook al opgevallen was, was Jimmy, normaal alom gekend voor zijn frivole voetenwarmers. Nu echter had Carine hem gerestyled en voor hem een braaf zwart paar uitgekozen. Jimmy heeft het trouwens niet nodig om met zijn kousen op te vallen, met zijn démarrages rijdt hij sowieso de rest van de sokken. Amai, wat een woordspeling, al zeg ik het zelf.

Even ernstig nu! Ik wil het even hebben over de verzuring van onze maatschappij. En dan heb ik het niet over het branderig maaggevoel dat ik een aantal weken geleden mocht voelen tijdens een rit, nadat ik de avond voordien mijn onstilbare dorst had gelest met blonde La Chouffe. Neen, tijdens onze rit wilden wij de marktgangers van Grimbergen, die op zondagochtend hun “porei” gaan kopen bij de lokale marktkramer, met onze passage verrassen. Stapvoets laveerden wij tussen de talrijk opgekomen, lees vijf, marktgangers. Dit was echter niet naar de zin van de lokale, zure grijsaards. Een haarloze zeventiger, waarschijnlijk nog buitenwipper geweest in ’t Swingend Stropken, wilde ons wijdbeens de weg versperren. Tegen wandeltempo reden wij in een ruime bocht rond zijn voormalige, afgetrainde tempel waarop hij ons toeriep :”Azuu nen toupé!”. Dat hij zelf geen haar had en beter een toupet had opgezet tegen de ijzige kou was hem volledig ontgaan. Met zijn gedrag de andere Kerk en Leven-lezers ophitsend, werden wij terstond in de ban van de Grimbergse kerk én abdij geslagen. Had er nog één van de grijze mise-en-plies goed te been geweest, ze zou ons zeker achterna zijn gespurt en ons met hare zondagsen Delvaux van onze vélo getoekt hebben! We zijn dan ook niet gestopt om ons aan één van de volle zes kramen te bevoorraden. Bovendien hebben wij gezworen nooit nog een blonde of donkere Grimbergen aan de lippen te zetten, tenzij ze niks anders hebben.

Na zoveel vijandigheid was het de volle dertig seconden stil in ons peloton. Gelukkig zorgde de ene secteur pavé na de andere voor de nodige verstrooiing. Sommige stukken leken nog door de Oude Belgen te zijn gelegd, althans zij moeten zeker in de tachtig zijn geweest en last hebben gehad van cataract, staar en andere gezichtsvertroebelende aandoeningen. Ik denk niet dat ooit één gediplomeerde kasseilegger een vinger heeft uitgestoken bij de aanleg van deze ondingen. En dan prees de helft van onze groep zich nog gelukkig omdat wij met de mountainbike waren. De copains op hun strakke racemachines, zullen de eerste drie maanden geen nakomelingen meer moeten produceren! Van obligate geboortebeperking gesproken!

Op het einde van deze memorabele flandrienrit vierde de president de teugels en mocht er op de stenen van de Putstraat gedémarreerd worden van aan café Stinne tot aan Den Tuitelaar. Dat de afstand van zestig kilometers voor Jimmy te kort was, bleek onmiddellijk na aankomst. Alras zette hij zich in voornoemde handelszaak op de rollen voor het goede doel en voor een reuzenfles Kwaremont. Hij trapte zo hard dat hij een jaar lang gratis elektriek opwekte voor gans Meldert. De bewoners annuleerden terstond al hun rechtszaken tegen Hof Den Tuitelaar.

Ge ziet, de WTC brengt mensen bij elkaar! Zelfs als ze op zondag naar de markt gaan in Grimbergen.

El Churto