Pasen, de feestdag waarop menig jonge vader bij het krieken van de dag in de weer is om met de teenslippers aan, door het nog vochtige gazon, chocolade eieren te gaan verstoppen voor de kroost die nog vroeger als anders zal wakker zijn. Een prachtige traditie waarbij de harde waarheid van de lijdende, jonge vader wat verbloemd werd door het uitvinden van een verwijfde Paashaas en de gevleugelde klokken van Rome, die diareegewijs hun miljoenen eieren over ons land zouden droppen. Als de vader dan ook nog eens een fervent fietser is en bovendien is aangesloten bij de WTC, moet hij zijn taak in ijltempo afwerken zodat hij toch nog de Paasrit kan meerijden. Hij moet zijn geluk zelfs een beetje afdwingen door de kinderen, die blijkbaar toch niet zo vroeg wakker zijn als verwacht, subtiel te gaan wekken, zodat ze rap, rap wat eieren kunnen gaan zoeken, die vader heel toevallig allemaal heeft verstopt binnen de oppervlakte van één vierkante meter. A ja, ze mogen niet te lang kunnen zoeken é, want anders is hij te laat op de afspraak met de WTC.
Blijkbaar waren een aantal jonge vaders toch perfect geslaagd in hun Paasexamen. Steven, Peter en Dries, allen trotse ouder van jonge pagadders, waren perfect op tijd op de afspraak. Dat hun wederhelft ondertussen thuis met veel moeite het vijfde ei uit de mond van de kleinen aan het halen was, zou hun worst wezen! Want het was prachtig weer en de rit van vandaag leek ook al veelbelovend.
Naast onze drie jonge vaders, daagden er nog veertien andere full-members op. Zelfs Pascal die op het middaguur een afspraak had in de verre westvlaanders, stond tot ieders verbazing aan de start. Hij had zijn voornemen om eens uit te slapen in de diepvries gestopt en had er al een toer opzitten alvorens hij zich aandiende. Hij zou ons echter al verlaten in Bekkerzeel toen de lokroep van drie uur aperitieven hem te sterk werd. Onze nestor, Constant, vernam dat het een klimrit zou worden, koos paaseieren voor zijn geld en trok alleen op weg naar de Scheldevallei waar hij zijn ganse rit kon mijmeren over de schuimende Cornet die hem wachtte bij aankomst.
Omdat de rit dik tachtig kilometer zou worden, en er heel wat hoogtemeters in zaten werd er ook een verkort exemplaar ontworpen. Niet iedereen is tuk op hellingen à la de Bruine Put en dan is het excuus dat een Paasetentje op tijd moet worden gehaald, niet ver weg. Maar ook voor de korte-rit-rijders stond er in het gezamenlijke deel genoeg klimwerk op het menu. Via de Lepelstraat in Asse-Ter-Heide hakten de eerste hoogtemeters al ferm in de koude spieren. Eens in Kobbegem begon het zwaardere werk, en lag er ook al een strook kassei tussen de dikke boterham. Via Bekkerzeel ging het richting Dilbeek waar wij de prachtige B&B Louis 1924 passeerden. Moest het niet zo dicht bij mijn thuisbasis zijn, ik zou er wel eens een weekendje willen gaan kameren en ontbijten.
Via een ellenlange geleidelijke klim naar de voormalige geuzebrouwerij in Schepdaal, kruisten wij de Chaussée de Ninove en doken richting Sint-Anna-Pede. Niet ver uit de buurt van Vlezenbeek, meer bepaald in de Parijsstraat, leek onze weg plots te worden versperd door een vervaarlijk uitziend hek dwars over de rijbaan. Blijkbaar verwachtten de buurtbewoners van dit gehucht een stormloop van ramptoeristen na de brand in de Notre Dame-kathedraal in Parijs, de stad waarnaar hun straat is genoemd. Om deze toestroom van fotonemende pyromanen tegen te gaan, belden ze inderhaast naar nonkel Donald in de “Joesteetes Naaits” die prompt een stuk van zijn Mexican Wall, met camera’s en al, liet overvliegen en het onding in the middle of nowhere liet neerpoten. Gelukkig was er een WTC-sluis voorzien naast het stalen onding.
Kort na het ijzeren gordijn scheidden onze wegen van Jo, Freddy en Eddy, die liever de kassei van de Brabantstraat gingen bewonderen dan de ijle hoogtes van de Bruine Put. In Lot staken wij eerst de Zenne over, u weet wel, de rivier die onder Brussel loopt. Nadat wij een lokaal industrieterrein doorkruisten, moest de Watermolenstraat worden bestegen, de zijkant van de Menisberg en slechts een opwarmertje voor de Bruine Put. In al zijn glorie lag hij te blaken in de voorjaarszon, en met het zweet van het voorhoofd gutsend, plasten wij traditioneel het laatste beetje vocht uit ons lichaam in het bos van de Zusters, respectvol bewonderd door de aldaar verblijvende psychiatrische patiënten en hun verplegend personeel. Dat Wendy en Tiffany zich ook terugtrokken achter een dikke eik, werd met de nonnenmantel der liefde bedekt.
In de afdaling die er op volgde, doken Kris DB en Peter met ware doodsverachting aan de ander kant van de berg naar beneden. Aan de voet kleefden er zes dikke ronkers, twee dondervliegskes, een Japanse hoornaar en drie solitairbijen op hun Oakley zonebrillen. Natuurpunt diende al een klacht in bij de lokale milieupolitie.
Na deze spectaculaire, plaatselijke roetsjbaan, liepen de benen onmiddellijk weer vol op de klim naar het Krabos via de Krabbosstraat. Waarom de straatnaam met twee b’s wordt geschreven en de bosnaam met één “b”, wie zal het zeggen? We zitten er niet ver van de taalgrens en dan wordt er zo niet gekeken op een medeklinker meer of minder.
We hadden echter geen tijd om ons hoofd te breken over taalkundige problemen, want in een straatje met de illustere naam “Veugeleer” dienden wij links af te slaan in een nog smaller steegje, gelegd met klinkers, die na honderd meter overgingen, in afval van asfalt. Er gaat geen rit voorbij of El Churto stopt wel eens een boobytrapken in het parcours. Gelachen dat hij weer heeft.
Nogmaals kruisten wij de Zenne die wij stroomafwaarts volgden richting Halle, waar wij weer de vallei konden uitklimmen via de Mierenberg. Via Oudenaken en Gaasbeek bereikten wij de Rosweg. Een kilometerslange kasseistrook, met gelukkig voor ons een betonnen goot die berijdbaar was. Jos, u weet wel, de kasseifretter, moet maar een kassei ruiken en hij stuift ervandoor. En zo geschiedde weerom. Gelijk door een horzel gestoken trapte hij van ons weg. Hoewel ook hij de route op zijn gps had staan, had hij op dat moment wat last van tunnelvisie en had hij maar één doel voor ogen, zo snel mogelijk het einde van de kasseistrook bereiken. Alleen, halfweg moesten we eigenlijk naar rechts. Ons geroep en gebel, bleef zonder enige reactie bij de Jos en hij bleef maar doorstampen en botsen, en weg was hij. Onze president en Steven, vonden hem uiteindelijk met de hulp van de Cel Vermiste Personen na intensief zoekwerk, volledig gedesoriënteerd en volledig uitgedroogd terug en begeleidden hem weer naar ons peloton. Jos bezwoer ons, dat hij ons nooit nog zou verlaten. De Rosweg draagt sinds gisteren trouwens de naam “Josweg”.
De President had ondertussen ook al een gele kaart gekregen omdat hij zijn goei benen bleef etaleren en aan de kop sleurde zodat er achteraan al eens menig vloek het blauwe zwerk werd ingestuurd. Vooraleer we, via Wambeek, Ternat bereikten, voelde ondergetekende echter de noodzaak om ook even in the picture te staan en viel ik achteraan prompt plat. Ik had nog niet de tijd om van mijn fiets te stappen, of de Steven had mijn band al vervangen. Ooit komt hij nog eens in het Guinness Book of Records, onze Reifenmeister.
Uiteindelijk bereikten wij via Asbeek, waar wij gelukkig de wind in de rug hadden bij de klim op de Notstraat, terug Asse-Ter-Heide, waar Jos de Putstraat indook en weer enkele kasseien tot in de omliggende akkers deed vliegen. Neen, dan pakken wij daar liever het fietspad. Dries, nog gelukkig dat hij eerder op de dag de spreekwoordelijke ketting had losgetrokken, trok nu ook nog een schakel van zijn fietsketting los. Gelukkig had Kris Lelie nog wat energie over en kon hij Dries tot in het lokaal duwen. Nele, de echtgenote van Dries was zo vriendelijk van hem er te komen halen, en hij was niet eens zat.
Uiteindelijk sloten wij de rit af met 82 km, 720 hoogtemeters en een gemiddelde van 26,2 km/h.
Tot volgende week.
El Churto