Het leek deze morgen alsof de klok veertig jaar terug was gedraaid in Meldert. Uit alle windrichtingen doken coureurs in legendarische tenues en dito fietsen op. Wie van ons op zijn weg naar het lokaal gekruist werd door een groep moderne wielertoeristen kreeg verbaasde blikken toegeworpen. Je zag die mannen zich afvragen wat een zonderling in een dik wollen, prikkend wielertruitje met een fiets van zeker tien kilogram er aangenaam aan vond, de vroege zomerzon te trotseren. Het hoeft niet altijd spannend lycra, hoogwaardig carbon en een keramische lager te zijn om u te kunnen amuseren op de fiets.
Voor één keer dit seizoen was het toegelaten om een thuisrit te rijden in een uitrusting vreemd aan de WTC. Toch waren er een vijftal die zodanig verknocht zijn aan onze zwarte tenues dat zij ze ook droegen op deze retrorit. Bij de WTC heeft iedereen namelijk de vrijheid te doen en te laten wat hij wil, tenzij de president anders beslist.
Over de president gesproken. Hij had zichzelf uitgedost als een Flandrien van weleer die in een vlaag van zinsverbijstering - een gevolg van het jarenlange dopinggebruik - zijn armen had laten voltatoeëren. Had ooit Eddy Merckx aan de start van een koers verschenen met ook maar één klein minitatoeageken op zijn voorarm, hij zou niet eens moeten starten hebben. En alle volgende koersen ook niet. Onze president, die we vandaag meermaals op zijn anachronisme wezen, bleef toch hardnekkig zijn goesting doen, en zijn tatoemouwstukken, gekregen bij zes bakken Jupiler, bleven toch naar boven getrokken. Briek Schotte zou zich hebben omgedraaid in zijn graf.
Kris en Wendy leken wel een rennerskoppel, weggeplukt uit zo een oude foto in formicakleuren. Alleen, was dit eigenlijk ook een anachronisme, want in de goeie oude tijd, toen de Flandriens nog bij bosjes werden gezaaid en er nog zonder vitessen werd gekoerst, was het ondenkbaar dat een vrouw op een koersfiets zou hebben gezeten. Neen, toen was het zelfs heiligschennis. De vrouw mocht hoogstens, met de jongste zogend aan de borst en de drie andere koters, blijtend aan haar rokken, vanop de derde rij staan kijken naar het peloton van voorbij denderende helden. En wanneer haar coureur was gepasseerd, moest zij zich alras binnenshuis begeven om daar een “dikke komme spinozjestoemp met sassissen” te prepareren. En wee haar gebeente als er naast zijn taloor geen dikke stout met een rauw ei erin, stond. Als meneer de coureur dan ’s avonds nog een beetje energie over had in zijn onderlichaam, bezwangerde hij haar nog rap in een korte spurtrit vooraleer hij aan zijn welverdiende nachtrust begon. Om maar te zeggen dat de tijden zijn veranderd.
In een gezapig tempo reden wij langs retro betonbanen en over retro kasseiwegen richting onze tussenstop in Steenhuize-Wijnhuize. Onderweg passeerden wij het recent onthulde standbeeld van één van de grootste berggeiten uit de Belgische wielergeschiedenis. Lucien Van Impe, althans zijn bronzen evenbeeld, knipoogde ons goedkeurend toe vanop zijn rond punt. Toen kort daarna onze randoneurs, Jos en Steven, nogal enthousiast de kop overnamen moesten zij dra worden ingetoomd. Café Berghof zou pas om tien uur de deuren openen en aan dat tempo zouden wij daar een kwartier eerder zijn. Kristof en Eric hadden dit als eersten door en lieten zich dan ook tot ver achter het peloton zakken zodat er op hen moest worden gewacht en wij perfect om tien uur ter bestemming waren.
Net voor onze rustplaats kruisten wij trouwens een ranke flyer op een prachtig gerestaureerde Bianchi-fiets. Bleek het begot ons aller Jean De Bondt te zijn. De president had hem vooraf verwittigd dat wij met onze retrorit zijn contreien zouden aandoen. Jean, was trouwens pas om vier uur in zijn bed gedoken nadat hij vijf uur lang zijn ketting had gekuist met oorstokskes. Als een wedergeboorte van Fausto Coppi, weleer fiere drager van de Bianchitruien, deed de Jean deze morgen, uitgeslapen of niet, bij zowel jonge als oude mokkes de hartslagen en temperatuur wederom de hoogte inschieten. Alleen zat zijn wollen broeksken niet zo lekker, bij iedere trap schoof zijn broekspijp omhoog zodat zijn welgeschapenheid op den duur van onder zijn rechter pijp kwam piepen. Gelukkig werd hij hierop gewezen voor de groepsfoto. Hij zou er anders schoon opgestaan hebben.
In café ‘t Berghof, waar we zelfs om tien uur al met open armen werden ontvangen bleken we ondanks dit vroege uur al niet de enige wielerclub die er neerstreek. Van als patron Claudy de gordijnen had geopend kon hij de handen uit de mouwen steken. Gelukkig voor hem was het aantal koffies bij de eerste lading bestellingen beperkt. Hij vertrouwde de zaak echter niet en riep snel zijn echtgenote ter hulp. Hierdoor had hij zelf wat meer tijd om ons rond te leiden in zijn mini Frank Van Den Broucke museum. Als ex-coureur moet ge uw prioriteiten kennen én die van uw vrouw.
Een andere club, een klein onbeduidend clubje welteverstaan, daar ter plekke ook aanwezig met een zestal leden, vond de WTC zo sympathiek dat zij Claudy voorstelden om met ons van rekening te ruilen. Uiteraard hebben wij totaal geen capsones en bescheiden als we zijn, betaalden wij onze eigen rekening. Een handtekening voor de jongens uit Peizegem kon er uiteraard nog vanaf.
Toen we onze troepen voor het café aan het opstellen waren, had de patron nog een verrassing voor ons. Hij had drie retro dubbeldekkers ingehuurd om boven het café een eresaluut te komen geven voor de WTC. De oude roestbakken bleven bewonderenswaardig in de lucht en in één schone driehoeksformatie schreven zij de letters van De Faluintjes in de lucht, hoewel alleen ik dit doorhad. Zowaar een waardig afscheid van Claudy voor ons. Dat wij bedolven werden onder fijn stof, kerosinedampen en vallende onderdelen, keken we voor één keer met graagte door de vingers. Wij kunnen na ons bezoek ’t café ‘t Berghof trouwens warm aanbevelen aan wieler- en andere liefhebbers.
Op de terugweg bleken Kristof en Eric hun tactiek van de heenrit weer toe te passen. Alleen, nu hadden we geen richtuur meer waarop we terug moesten zijn in ons lokaal.
In de eerste vijftien kilometers van onze terugrit bleek een wielerclub uit Willebroek die in ‘t Berghof ook even in onze schaduw had mogen zitten op het terras, het parcours van hun rit zodanig aangepast, dat zij ons onderweg nog drie maal konden zien. Vermoedelijk hoopten zij op een voorstel tot verbroedering van ons. Wij doen echter niks nog gratis. Er stromen namelijk té veel aanvragen binnen.
Ach ja, voor ik het vergeet. Ik had Davy beloofd niets over hem te zullen schrijven in dit verslag. Ik ga dus niet schrijven dat hij zijn zanglessen echt niet meer mag uitstellen als hij zijn oorstrelende aria’s met ons wil blijven delen tijdens de rit. Het is niet omdat we een retrorit rijden, dat hij de hele weg hits van veertig jaar geleden moet zitten zingen. Ik ga hier dan ook niet schrijven dat hij dan beter zijn overschot zou etaleren door op kop te gaan rijden en niet door jongens die het wat moeilijker hebben om te volgen nog wat meer in de put te stampen met zijn vals gelal. Maar dit mocht ik dus allemaal niet zeggen, en bijgevolg zal hij dan vermoedelijk niet aan mijn deur komen staan om verhaal te halen.
De retrorit werd trouwens afgesloten met retro-Rodenbach en retro-Orval in ons retrolokaal vol retroklanten. Volgende week spelen we de slag van Waterloo na en staat onze lange rit op het programma. Tot dan….
El Churto