Watou’de gij nu?

Had Baden Powell nog geleefd, het zou vandaag, 21 juli, een hoogdag voor hem zijn geweest. Baden wie, hoor ik u vragen, wel deze brave man was destijds de stichter van de scouts. Het is ook niet omdat het vandaag de nationale feestdag van België was, dat hij een vreugdesprongetje zou hebben gemaakt. Neen, de reden dat de man momenteel juichend en zingend in zijn graf ligt, is de volgende: een vijfkoppige delegatie van de WTC ging namelijk vandaag de Meldertse scouts een bezoekje brengen op hun kampplaats in het Westvlaamse Watou. En deze WTC-helden zouden dit uiteraard per fiets doen. Uit de honderden inzendingen van niet-leden die hen wilden vergezellen, werd er één gelukkige uitgeloot, hij zou de ganse rit bidons en lekkernijen mogen halen in de volgauto waarmee hij zijn hoogstedele metgezellen mocht bevoorraden. Kris DB, Jo, Freddy, Steven “Ultrafietser” Nootaerts en the President himself zouden de 130 kilometer snel even afmalen, alsof het een kermiskoersje was. Steven zou trouwens op zijn eentje de terugweg per fiets afleggen, op dezelfde dag wel te verstaan!

Omdat zij zich niet te eenzaam zouden voelen op de lange heenreis, besliste de rest van de WTC, die niet geselecteerd was voor de monstertrip, om een stukje mee te fietsen. Tot op het overdekte marktplein van Sint-Lievens-Houtem zou onze route parallel lopen. De eerste 25 kilometer van de rit was het al duidelijk dat er een stevige wind op de kop stond en geen enkele van de Watoufietsers had dan ook enige aandrang om de kop over te nemen. De benen sparen heet dat dan. Met Jimmy op kop van ons peloton werd er dan ook in de achterste gelederen hier en daar al een stevig protje gelaten, vooral wanneer de eerste hoogtemeters zich aandienden. En eenieder die het met Jimmy toch aandurfde om naast hem op kop te rijden, werd stilaan doodgeknepen door het strakke tempo en de al even strakke kopwind.

Eens in Houtem scheidden onze wegen van die van de zes avonturiers en zouden wij nog een prachtig vervolg breien aan de eerste 25 kilometer. Kort na onze afscheiding diende de eerste kasseistrook zich al aan. Jimmy gaf er een lap op van jewelste en ons gedecimeerd peloton scheurde meteen in stukken. Guy drukte het plastisch als volgt uit: ”Mijnen appelsien is hier al bekan volledig uitgeperst!”. Hiermee bedoelde hij vermoedelijk dat zijn benen al een paar keer volledig waren volgelopen en hij zijn krachten voelde wegdokkeren op de Vlaamse stenen.

Ook de Lippenhovestraat stond echter nog op het programma. Wie al eens de Ronde Van Vlaanderen heeft gezien of gereden, weet dat deze strook kasseien, er nogal flink kan inhakken. Geert, 60 kilo goed nat gemaakt, vatte deze straat dan ook met doodsangst in de ogen aan. Gezien zijn klimmersgewicht, botste hij van de ene kinderkop op de andere kassei en moest hij de rest al snel aan de einder zien wegrijden. Kasseien zijn zijn ding niet, maar zet hem op gelijk welke helling en hij voelt zich een kleuter in “ne smokkelwinkel”. Uiteraard werd er aan het einde van iedere strook op iedereen gewacht.

Ondertussen was er wat verwarring gerezen in de groep. Ondergetekende had bij het uitstippelen van de route ergens Paddenstraat zien staan, wereldbekend om zijn slechte kasseien. Ik kon dan ook niet nalaten de rest de daver op het lijf te jagen en te zeggen dat dit Vlaamse Wielermonument er nog zat aan te komen. Het bleef echter verdacht lang duren eer wij nog eens een kassei in het oog kregen. Het was pas toen we terug in Herzele waren, dat het duidelijk was dat de Paddenstraat niet in het parcours zat. Uiteraard werd deze kleine vergissing er dan ook uitgebreid ingewreven bij de parcoursbouwer van dienst.

Wat er wel in zat, was De Vlamme. Deze korte helling was eigenlijk geen maat voor onze geoefende fietsersbenen. Het rusthuis, De Verre Toekomst, dat op de top ligt, mocht dan ook geen afgepeigerd WTC’er verwelkomen. De residerende eeuwelingen zullen nog enkele jaren geduld moeten oefenen eer ze iemand van ons over de vloer zullen krijgen.

Ondertussen werden wij vooruit gestuwd door de ondertussen felle rugwind. Dan was het pas écht genieten. Vrij hoge snelheden halen zonder te moeten stoempen, zo zou het altijd mogen zijn. Ook André voelt zich sinds vorige week als herboren. Zijn conditionele dip, die hem wekenlang parten speelde, lijkt overwonnen door naar het schijnt een simpele puffer. De Ventolin die hij een drietal keer daags in zijn longen blaast, doet hem weer ademen als een borelingsken. De President overweegt bij de lokale dorpsdokter een groepsaankoop van dit product zodat we allemaal aan de puffer kunnen. Met een doktersattest kunnen ze ons toch geen gebruik van doping aanwrijven. Voorlopig doen we het nog met Orval, Duvel en Rodenbach. Eerlijk gezegd wel lekkerder dan een droog poederken in de longen te blazen.

Eens in Welle weken we (drie w’s na mekaar!) even van het parcours af en stuurde de gps ons rechts een steil straatje in. De Guy die zijn machine net op “zijne groten” had gelegd was zodanig verschoten , dat hij een schakelfout maakte waardoor zijn derailleur bijna in zijn wiel draaide. Gelukkig was het maar enkel de ketting die er afliep en kon hij zijn weg vrij ongeschonden verder zetten.

Uiteindelijk bereikten wij zonder veel averij het gezellige terras van ons lokaal met 80 km op de teller, net geen 500 hoogtemeters en een gemiddelde van 28 km/h. We vernamen later op de dag dat de collega’s ook veilig Watou hadden bereikt. Steven was bij het schrijven van huidig verslag nog steeds op de terugweg. Het leven van een ultrafietser blijkt een eenzaam bestaan.

Volgende week wordt ik hier weer vervangen door een ander verslaggever. U zal het geweten hebben.

El Churto

Photo by Jonatan Moerman on Unsplash