Everybody r’Eddy!

De dag na de Grand Départ in Brussel en de dag van de ploegentijdrit die eveneens in onze hoofdstad zou doorgaan, stond onze rit naar het mooie Munte nog eens op de kalender. Dat in dit weekend alle media aandacht naar Eddy Merckx ging en voor één keer niet naar de WTC kon ieder van ons begrijpen. Een coureur met zo een palmares zou op ieder Belgisch dorpsplein een standbeeld moeten krijgen. Dat hij een drietal keer in zijn carrière in de buurt is gekomen van wat verboden producten, en bijgevolg volgens sommigen niet zo zou mogen geëerd worden, vond Michel Wuyts op vrijdag in Vive Le Vélo, compleet van de pot gerukt. En gelijk heeft Michel. Den Eddy koerste in het tijdperk dat ze voor en na iedere koers nog ne goeie steak, bleu gebakken naar binnen speelden. Als Alberto Contador, die één keer in zijn carrière eens een biefstukske at en bijgevolg serro-komma-serro en nog veel serro’s van een stout poeierken in zijn bloed had, is het niet verwonderlijk dat den Eddy drie keer tegen de hete gloeilamp liep. Hij heeft in zijn carrière misschien drie volledige koebeesten opgepeuzeld. En dat waren dan nog Vlaamse dikbillen. En over dikbillen gesproken, doe er mij op het einde aan denken dat ik nog iets moet zeggen over een vormeloos achterwerk met beginnende baardgroei.

Een serieuze inleiding … om maar te zeggen dat er, ondanks de vele tour-activiteiten, toch nog achttien WTC’ers trouw op post waren. Ons meest recente lid, Erwin, is ondertussen ingetrokken in het huis recht tegenover ons lokaal. Enkel en alleen uit clubliefde is hij zo dicht komen wonen. En wanneer hij op zondagochtend pas om kwart na acht opstaat is hij nog twee minuten te vroeg op het appèl, zo dicht woont hij dus. Helaas liet ons aller Donald Trump het op deze klassieker afweten. Zijn imminente persoonlijkheid was massaal aanwezig op het door zichzelf georganiseerd buurtfeest. En zoals bij een kapitein op een zinkend schip, raakte ook zijn boot goed vol naar ’t schijnt. Later hierover meer.

Wij dus altegader op weg naar het schilderachtige Munte. Niet lang na de start, mocht ik Geert, nochtans een ervaren koerser, uitleggen van welke gemeente Munte afhing. Uiteraard verzweeg ik dat ik het zelf had moeten opzoeken, maar zonder verpinken kon ik hem mededelen dat het een deelgemeente van Merelbeke betrof. Ik zag Geert vol ontzag naar mij kijken en zichzelf gelukkig prijzen dat hij naast zo een verstandig mens mocht fietsen.

Dat ik als parcoursbouwer af en toe eens een valkuiltje, onder intimi ook wel boobytrap genoemd, in de rit durf laten sluipen, zal u niet vreemd zijn. Dat ze echter in de eerste tien kilometer de ene na de andere versperring ingevolge wegenwerken hadden opgeworpen, kon ik zelfs niet voorspellen in mijn glazen bol. In de Hoezekouterdreef in Nieuwerkerken bleek het zodanig erg dat er ons fietsers met aanhangwagen en al tegemoet kwamen, druk gesticulerend en roepend : “Ge kunt er niet door!”. Ze bedoelden hiermee dat de brug over de E40 dringend hersteld werd. De wegenwerker, die aan zondagse laswerken - vermoedelijk betrof het een Pool - bezig was, had voorzien dat de WTC zou passeren en had speciaal voor ons over het gapende gat, waardoor het voorbijrazend verkeer op de snelweg te zien was, een europallet gelegd. Zonder averij namen wij allemaal deze hindernis.

Wanneer we in Bambrugge ‘café De Fijnen’ naderden en er traditiegetrouw aan de verkeerslichten met de Oudenaardse Steenweg oneindig lang op groen moest worden gewacht, bleek Pieter plots iemand te herkennen die de plaatselijke bakkerij wilde binnenstappen. Assertief als hij is, riep Pieter de man toe : “Hé Chris, alles goed?”. De jongeman, verbouwereerd dat een flauwe kopie van Hagar De Verschrikkelijke op een koersvélo hem herkende, leek van het Lam Gods geslagen. Hij omklemde meteen veel steviger zijn portefeuille en je zag hem denken : ”Als diene bebaarde zot ook maar ene stap dichter komt, sla ik hem een Franse baguette op zijnen harige kop”. Net toen hij uiteindelijk toch Pieter leek te herkennen, zijn gsm ter hand nam om Pieter te vereeuwigen en de foto te posten in de groep “Hipsters die niet weten dat een baard passé is”, werd het groen en stoven wij er vandoor. De Chris zal thuis ’t één en ’t ander kunnen navertellen.

Het zou tot een dikke twee kilometer over de steenweg duren eer wij weer met onze glanzend gesimonniseerde machines door stof, grind en andere vuiligheid konden bollen. Twee maand eerder waren we hier ook gepasseerd en het enige wat ondertussen was veranderd aan de wegenwerken, was de haag van de buurtbewoner waardoor we toen waren gereden. De man had ze ondertussen volledig weggehaald, iedereen wilde namelijk in het spoor van de WTC los door zijn taxushaag “scheren”.

Op naar de volgende hindernis. In Sint-Lievens-Houtem werden wij nu een geplaveide kerkwegel ingestuurd. Op het einde leken door het perspectief de aanpalende huisgevels elkaar bijna te raken. Het was echter zonder perspectief ook werkelijk zo smal dat we amper tien centimeter hadden aan beider zijden van onze gidon. Joris was er gelukkig voor zichzelf én voor ons niet bij. Want had hij meegereden zou hij met zijn bijgewonnen spier- en andere massa, zeker geblokkeerd hebben gezeten in de smalle doorgang.

Steven wachtte iedereen als een gebrevetteerd seingever op aan het einde van de steeg en hield vakkundig het aansnellend verkeer tegen, waarvoor wederom onze wreedaardigen dank. Jimmy snelde na dit korte oponthoud onmiddellijk terug naar de kop en zou voor de rest van de rit zijn positie niet meer opgeven. Zijn cruise-control stond ingesteld op 31 km/h en zou enkel worden afgezet bij het inrijden van “t gangsken” naar Ingrid haar terras.

Jos, die in het vorige verslag - weliswaar geschreven door El Presidente - bewierookt werd om zijn belangeloos kopwerk bleef nu angstvallig in de achterste regionen. Vermoedelijk zat hij te treuren omdat hij een rit had gemist en zo vermoedelijk het clubkampioenschap op zijn ondertussen afgetrainde buik kon schrijven. Pas op de Lange Root in Wieze besefte hij dat de meeste foto’s van coureurs in de laatste kilometers naar de meet worden genomen, en manoeuvreerde hij zichzelf in de schijnwerpers. Niet alleen zijn fysiek blijkt in orde, ook zijn tactisch koersinzicht is onnavolgbaar.

Ondertussen waren wij in de Babbelaarstraat in Hofstade op de terugweg een koppel op leeftijd gepasseerd. De onderdanige echtgenoot werd met “ons Bjoetieken” , een gefriseerde poedel, vooruit gestuurd zodat zijn eega met haar Minolta het perfecte portret kon trekken van de voorbij snellende WTC-atleten. Urenlang had ze daar in de graskant staan wachten om toch maar een kiekje te kunnen nemen van haar helden.

De grootste verrassing moest echter nog komen. Toen wij de Europastraat in Baardegem richting Faluintjesstraat afdaalden, zagen wij in de verte de lokale dorpsidioot de straat oversteken. Molenwiekend leek hij ons iets te willen mededelen, toen wij echter bijna op zijn hoogte waren, draaide de man zich om en toonde ons zonder enige schaamte, zijn vormelozen, naakten, witten derrière, zijn holbaard wiegend in de noordwestenwind. Met dit weerzinwekkend tafereel van naakte Vlaamse dikbillen op het netvlies, misten wij bijna dokter Christa, die riep : ”Franky, ist nu eindelijk genoeg ja!”. Pas toen beseften wij dat onze grote leider ons had willen verwelkomen door zijn intiemste delen te ontbloten. Wat een overgave, toewijding én eerbetoon. Respect!

Nog aangedaan door dit uniek moment namen wij plaats op de nieuwe tuinbank van Ingrid’s Place. Dat onder andere Joris, Dirk, Davy, Dries en Tiffany in “de joesteetet naaits”, dit hebben moeten missen!

Vive le vélo! Vive le Tour!

Viva El Churto

Photo by Markus Spiske on Unsplash