Vrijdag twee augustus stond de Jubileumfuif van Vlugge Jongeren Baardegem op de kalender. Dit zou de geschikte gelegenheid zijn om de keiharde confrontatie aan te gaan met de mannen van de Vliegende Spaak. Ze hadden maar de Rampelberg over te steken van aan hun lokaal naar de feesttent, en daar zou ’t spel op de wagen zitten. We waren echter zodanig overtuigd van ons eigen kracht dat we gezamenlijk zouden gaan inpilsen in ‘t hol van de leeuw : Café Ons Huis, waar de Spaakmembers de plak zwaaien en zich iedere zondag na de rit te goed doen aan platte waters, AA-drink, Aquarius-light en rozebottelthee. Als ze zich echt eens willen laten gaan, durven ze zich al eens bezondigen aan een Cécémel of Fristi. In dat wespennest zouden wij dus ons hoofd steken. Zo ver kwam het echter niet, want The Flying Rayons moeten lucht gekregen hebben van onze snode plannen, ze hadden namelijk de waard en waardin van het café verlof gegeven, en uit panische angst het café gesloten.
Bijgevolg dienden wij te verkassen en moesten wij ons gaan opwarmen in de Loereman, u weet wel de hipster versie van de Pikkeling op de grens van Baardegem en Moorsel. Na menige opwarmronde in deze zomer pop-upbar, trokken we opgepompt van de testosteron naar de feesttent om daar eens de Spaak te verslaan in iets waar wij goed in zijn : tempodrinken achter dernies. Helaas ook hier gaven de rayonboys forfait en waren ze zelfs te pinnig om hun overburen van de Vlugge Jongeren ook maar één eurocent te gunnen. De testosteron moet trouwens bij Jo in het verkeerde keelgat zijn geschoten, want op zaterdag lag hij nu eens in de lappenmand en dan weer boven de toiletpot. Een topatleet moet al eens diep kunnen gaan.
Na onze keiharde stage op vrijdag waren we klaar om op zondag de rit van “t Geil Krois” te rijden. U vermoedt waarschijnlijk dat deze rit genoemd is naar één of andere wulpse cafébazin die duizend graden heter was dan de zon, of naar een wielerheld die leed aan incontinentie en die te pas en te onpas zijn koersbroekske met eigen urine bevuilde, maar niets is minder waar. In een ver verleden mochten wielerclubs die een toerrit organiseerden onze saaie zwarte asfalt of grijze beton versieren met geverfde merktekens zodat de deelnemers feilloos hun weg konden vinden. Vanuit de vijfde deur, van een vijfdeurs, zat een gemotiveerd groepslid met een stempel op lange stok, gedoopt in verf, het parcours te ponsen op de rijbaan. Aangezien hij met zijn rug naar de juiste richting zat, moest hij ook nog eens averechts denken. Het was niet aan iedereen gegeven, dat uitpijlen. Wel, in die tijd had een nietszeggend wielerclubje uit Grembergen, hometown van Van Avermaet een prachtige toertocht met de naam 53x11, genoemd naar een wel heer zwaar verzet, uitgestippeld. En deze club pijlde zijn toer uit middels de symbolen : een geel kruis (geil krois) en een pijl in de juiste richting. Hun toertocht was op een schaal van 1 tot 10 zeker een 9 waard en bijgevolg reden Pascal en ik de rit zodanig dikwijls tot we ze van buiten kenden. Ondertussen zijn alle geverfde symbolen weggespoeld door de regen of afgesleten door de vele autobanden die er over reden, maar de prachtrit zit nog zodanig in ons geheugen dat we kunnen improviseren en lussen er aan toevoegen of de rit inkorten.
Op zondag zouden wij onze kennis van deze prachttocht delen met de rest van de wtc. Dat er hier en daar eens een hoogtemeterke zou insluipen was evident aangezien drie vierde van de rit het Pajottenland doorkruiste. Bovendien zouden we op de terugweg nog eens aan de VRT-toren in Sint-Pieters Leeuw passeren en net daarvoor het prachtige, stokoude café met al even oude bazin : ”De Oude Smis van Mekingen”. Daar wordt op zondagvoormiddag nog gekaart terwijl de bejaarde kaarters oude Geuze op stopsel drinken. Hadden de kaarters nu geweten dat de wtc zou passeren, ze waren even opgehouden met belotten en pandoeren. Nu veroorzaakte onze passage een zodanige luchtverplaatsing dat de speelkaarten en “oupeekes klakken” door de gelagzaal vlogen. Gevloek en geketter vulde de felblauwe lucht.
Ik mag trouwens niet vergeten te zeggen dat na de lichten in Eizeringen, de twee J’s, Jimmy en Joris de rest achterlieten alsof het zoutpilaren waren. Het tempo lag van in den beginne zodanig hoog dat er achteraan enkele jongens met slechte benen of slechte maag, alle zeilen moesten bijzetten om aan te klampen. Toen de President besliste dat er in Eizeringen zou gesplitst worden in rappe en iets minder rappe, waanden enkel Jimmy en Joris zich bij de rappe. Davy en Jos, hielden het na één kilometer voor bekeken en lieten zich terugzakken tot bij de tweede groep van rondkijkende en genietende fietsers. Hoewel, gezien de zwaarte van de rit was het vooral naar boven kijken om te zien of de top van de snel opeenvolgende hellingen nog ver was.
En hoewel er naar het schijnt op grote hoogte minder zuurstof in de lucht zit en dat bijgevolg de hersenen minder snel en accuraat werken, werkte het brein van Davy er niet minder om en bracht hij een wel zeer interessant weetje ten berde over de eerder genoemde toren in Sint-Pieters-Leeuw. Hij leerde ons dat de toren het hoogste betonnen gebouw in België is. Alstublieft! Daar staat u zelfs van te kijken, beste lezer. Ontleedt u maar eens hoeveel kennis in dit ene weetje zit. Niet alleen wist Davy dat het hier om een toren ging, dat hij in beton was vervaardigd en dat hij hoog was. Maar de hoogste in België? Daarmee sloeg hij iedereen van de WTC met verstomming. Als Davy zichzelf intellectueel zo blijft verrijken zal hij onderweg wellicht Engelse of Franse hits kunnen kwelen en kan hij misschien zijn Vlaams gezwets gaan achterwege laten.
Niet lang na de jaarlijkse fotoshoot aan de voet van de toren, doorkruisten wij het centrum van Gaasbeek. Even afgeleid door mijn fietsgps had ik een paddenstoelvormige snelheidsremmer op de rijbaan niet gezien. Een fractie van een seconde zweefde ik los van stuur, zadel en pedalen maar er moet een goede engelbewaarder met mij meegefietst hebben, want ik landde weer op mijn zadel en stuur en kon mij nog ternauwernood recht houden. Even was mijn hart blijven stilstaan en in het verdere vervolg van de rit was ik “neig stillekes”.
Uiteindelijk bereikten wij zonder averij ons gezellige lokaal waar Joris al aan de derde baxter lag nadat Jimmy hem alle kleuren van het Pajottenland had doen zien. Dat Jo hem voor de start van de rit, dik had genoemd, had Joris gestimuleerd om eens te tonen dat hij nog met Jimmy meekon. Naar het schijnt lag hij echter de rest van de dag op de sofa met een familiezak chips binnen handbereik.
De twee snelheidsmaniakken reden de 80 km en 670 hm tegen 29,5 km/h gemiddeld. Wij waren tevreden met 2 km/h minder als gemiddelde. De rit voor volgende week zit nog in de pijplijn maar belooft wederom van een ongeziene schoonheid te zijn. Tot dan.
El Churto