Brussels by bike

Nu we internationale bekendheid beginnen te genieten, mag er al eens een Engelstalige titel boven het verslag worden gezet. Om onze volgers van de andere kant van de wereld ter wille te komen doen we al eens een toegeving op de taalwetgeving. U denkt waarschijnlijk dat ik hier weer een acute aanval van grootheidswaanzin of Trumpitis begin te krijgen, maar lees verder, het vervolg van het verslag zal veel duidelijk maken en bewijzen dat ik hier niet uit mijn of andermans nek zit te lullen.

Vandaag was de laatste officiële rit met dikke fluostift op de clubkalender aangeduid. Vermoedelijk had het fluogeel een aantal van de WTC-leden verblind, want er stonden slechts dertien compagnons aan de start. Er waren er een aantal met een geldig excuus. Zo was Jimmy een aantal Spaakrijders in de vernieling aan het rijden op de Stelvio en was Davy hard aan het studeren voor zijn examens. Zijn examens kloklezen ter verduidelijking. Als ceo ofte bestuurder van een passagierstrein bij den IJzeren Weg, kon ook hij er niet meer van tussen om de cursus kloklezen voor beginners te volgen. Maandag zou hij namelijk praktijkexamen hebben en hij had naar het schijnt nog wat last om het uur af te lezen als de kleine wijzer tussen de vijf en de zes staat. Hopelijk wordt hij gedelibereerd en zal zijn trein binnenkort eens tijdig het station binnenrijden.

Omdat het de laatste rit was en wij niet vies zijn van een specialleken, dachten Jo en ik dat het wel eens interessant zou zijn om Brussel te verkennen, aangezien het autoloze zondag was. We reden al meermaals naar het Atomium, maar echt onze hoofdstad doorkruisen, deden wij nog nooit. Kris DB had zich voor de gelegenheid piekfijn uitgedost om het belang en doel van deze rit te onderstrepen. Hij had op de valreep nog de zonnebril van Gwendolyn Rutten kunnen bemachtigen en fier als een pauw stond hij te pronken aan de start. Guy, die Brussel niet zo goed wist liggen en dacht dat het in het onherbergzame noorden van Europa lag, had zich aanvankelijk in volledige wintertenue gestoken. Gelukkig konden we hem nog voor de start verduidelijken dat de temperatuur in onze hoofdstad ook de 25 graden ging halen. Aalvlug wrong hij zich nog snel in zijn korte koersbroek. De Japanse toeristes zullen hem nog lang dankbaar zijn hiervoor.

Akkoord, de weg naar onze Belgische metropool was niet de meest aantrekkelijke en liep vooral over vrij drukke wegen. Maar dit verhoogde het contrast met de rust en de autoluwte die ons in de hoofdstad wachtte. In den beginne waren we wat in verwarring door de tweetalige straatnaambordjes en durfden we al eens verkeerdelijk een foutieve weg inslaan, en dan vooral als Joris-ik-rij-liever-rechtdoor, op kop reed. Maar al vlug hadden we het tweetalig systeem door en reden we alsmaar dieper het hart van Brussel binnen. Wanneer we aan café de Zandput passeerden in één der Brusselse deelgemeenten bleken een tiental uitzuipers zo enthousiast over onze passage dat ze luidop aanmoedigingen begonnen te scanderen. Vermoedelijk waren het Anderlechtsupporters en aangezien zij al maandenlang niet meer kunnen juichen hebben voor hun club, supporterden zij nu maar voor gelijk wie die hun pad kruiste.

Parcoursbouwer Jo was ons trouwens vergeten zeggen dat er in Brussel meer kasseien liggen dan op het traject van de Ronde van Vlaanderen. En van een toeristische trekpleister als Brussel zou je toch mogen verwachten dat de stenen er met een waterpas zijn gelegd. Niets is echter minder waar. Als de concentratie even wegebde, bestond het gevaar dat het voorwiel tot over de velg verdween in de voeg tussen twee stenen, die op hun beurt nog eens doorkruist werden door diepe tramsporen. Gelukkig zijn de WTC’ers van geen kleintje vervaard en zit kasseivreten in onze DNA.

De hoogtemeters volgden elkaar ook al vrij snel op aangezien Brussel op zeven heuvels is gebouwd. Vooral de klim in de Marollen via het Vossenplein was zodanig steil en lag zodanig slecht dat ieder zijn beste stuurmanskunsten moest bovenhalen. Bovendien werden we dan ook nog eens afgeleid door een Constant-imitator die ons pad kruiste. Hij was volgens Pascal enkel van de echte te onderscheiden door de koersbroek. “Le Vrais Constant” draagt namelijk baggy-trousers op zijn fiets, en menig Brusselse, zwarte rapper zou reeds jaloers zijn op zijn hippe outfits.

Wanneer wij bij Manneken Pis waren aanbeland, bleek deze te zijn geämballeerd in een kostuum van gekleurde kerstballen. Wanneer wij poseerden voor de groepsfoto, werden wij door plaatjesschieters in de rug aangevallen, en waren wij al doorgestuurd naar de andere kant van de wereld alvorens wij aanspraak konden maken op onze portretrechten. Een Colombiaans toerist vermoedde dat wij allen gevleugelde klimmers waren à la Luis Herrera en Fabio Parra, gezien onze afgetrainde, scherpe torso’s. Hij zag de successen van zijn landgenoten in de grote rondes al worden afgesnoept door de WTC-profs, en wendde met tranen in de ogen de blik af.

Op de Zavel, althans dat hebben ze mij wijsgemaakt want ik weet niks van Brussel, poseerden wij voor nog een foto met op de achtergrond Brussel aan onze voeten. Jo beklom een afvalbak om de ideale foto te kunnen schieten, wankelde alsof hij tussen de weggeworpen hamburgers, escargots en hotdogs zou terecht komen, maar hield toch dapper stand. Hij werd dan ook onmiddellijk ter hulp geschoten door een Engelstalige toeriste, die geheel belangeloos zijn toestel wilde vasthouden. Er zouden later op de ochtend nog dames opduiken die dit echter niet zo gratis doen in hun dagelijks leven.

Ondertussen was Jo aan een rood verkeerslicht herkend door een radiojournaliste. Zoals het een prof betaamt, legde Jo onvoorbereid - doch vrij vlot - een diepte-interview af. Dat de journaliste de wenkbrauwen fronste wanneer zij hoorde dat hij zichzelf “De Koninck” noemde, kon haar er toch niet van weerhouden dat zij het interview integraal liet uitzenden in de radiojournaals op Radio 1 en Stubru. De luistercijfers zijn naar het schijnt sindsdien met dertig procent gepiekt. Dat onze president, groen van jaloezie, ondertussen zijn radio op PROS heeft verzet, getuigt nog maar eens met welke klasse Jo de ene one-liner na de andere de ether heeft ingestuurd. Er werd reeds gepolst door radio Klara bij Jo of hij het nachtprogramma tussen 2 en 4 niet wil presenteren, daar luistert toch geen kat naar.

Wanneer wij kort erna voor het koninklijk paleis passeerden waren wij getuige van een echtelijke ruzie tussen koning Filip en Mathilde. Filip, zot van de WTC, wilde naar buiten stormen om ons te zien passeren. Maar met zijn “Damarken, Eskimo-onderbroek en fuchsia Crocs” aan, kon Mathilde hem nog net weerhouden, het paleis buiten te vliegen. Bij deze willen wij dan ook onze vorst een hart onder de riem steken in het oplossen van zijn echtelijk dispuut.

Niet veel later beleefden wij het hoogtepunt, als het ware het orgasme, van onze rit. In een straat, “Rue d’Aarschot” genaamd, mij daarvoor totaal en compleet onbekend, werd de stelling dat vrouwen het niet echt voor de koers hebben, volledig ontkracht. De jonge moeders die er woonden waren vlug uit hun bed gesprongen en nog in hun nachtkledij gekleed, wuifden zij de WTC allemaal enthousiast toe vanachter de ramen van hun living. Een aantal onder hen wenkte ons zelfs om met hen op de foto te staan. Ik vermoed echter dat een aantal van de wederhelften van de dames niet opgezet waren met het enthousiasme voor de WTC. Want zij stonden ons vanop het trottoir nogal vervaarlijk te beloeren. Voor een foto met de dames waarbij een aantal fietspompjes vooraan in onze koersbroek prominent aanwezig zouden zijn geweest, was gezien het strakke tijdsschema echter geen tijd. Er werden wel al een aantal afspraken gemaakt voor een eventuele latere, kortstondige passage. Naar het schijnt zou Davy bij zijn werkgever, NMBS, wel een aantal voordelige bike-and-ride pasjes kunnen versieren. Het viel ons trouwens op dat Wendy, de enige vrouw in ons gezelschap, tijdens de passage ook als enige oog had voor de blinde muur aan de achterkant van het Noordstation. Ja… dan keken wij liever naar de uitgestalde winkelwaar en de fijne vleeswaren aan de rechterkant van de straat.

Ook de passage in Tour & Taxis was een ware openbaring voor ons. Een terrein zo groot als Meldert wordt er stilaan omgevormd tot een oase in de stad. En ge weet : Magrebijnen zijn zot van oases. Dat wij eigenlijk een beetje onwetend zijn over de landgenoten met getaande gelaatskleur bleek toen wij in Molenbeek voor het rode licht stonden. Instinctief grepen wij mekaars koersfiets vast om te behoeden dat hij van onder ons gat zou worden gepikt. Maar geen nood, gezien het ochtendlijke uur was er toch nog geen enkele belager wakker.

Met een gerust gemoed, een rugzak vol culturele bagage en een hoofd vol herinneringen keerden wij stilaan terug richting heimat. Met nog wat hellingen in Bekkerzeel en een rommelmarkt in autovrij Asse zat onze rit er weer op. Dat wij volgend jaar met de autoloze zondag terug de hoofdstad zullen aandoen staat nu al vast. Maar dan moet ieder van ons volgende week wel de kroegentocht overleven. U begrijpt dat er van die rit vermoedelijk geen verslag zal volgen, het zou toch niet door de censuurcommissie raken.

Het was mij trouwens een eer en genoegen om u als lezer het voorbije seizoen op de hoogte te houden van de strapatsen van de WTC. Stay tuned en wellicht valt er in het tussenseizoen nog wel eens een verrassingsverslag uit de bus.

El Churto