The Plugstreets of Lokeren

Hoe houden we in godsnaam onze zondagse ritten geanimeerd en gevarieerd als kasseihaters en steenwegridders het voor het zeggen zouden krijgen bij het uitstippelen van onze wekelijkse rit. Ga bij uzelf te rade en ga bovendien eens na welke koersen u zelf het aantrekkelijkst vindt. Niet diegene die in stad A vertrekken nadat ze tweehonderd kilometer over routes nationales, gewestwegen, steen- en autowegen in een industrieterrein van stad B uitmonden in een massasprint. Onderweg zal er wel een vroege vlucht tot stand zijn gekomen waarbij de dapperste aller vluchters, met een bruine streep in de koersbroek van aan zijn enkels tot achter zijn oren, op vijf kilometer van de streep zal worden gegrepen. Alleen zijn “metj’n” geloofde trouwens nog in de goede afloop, het mens wist dan ook niet beter, ook de oorlog kende uiteindelijk een goede afloop. Nee, indien al de koersen die worden uitgezonden volgens dergelijk scenario zouden worden geschreven, we zouden van armzalige armoede nog beginnen kijken naar amateurschilder Bob Ross die met zijn slaapverwekkende stem in de jaren zeventig de mensen tot het schilderen van berglandschappen aanzette. Ik heb mij trouwens altijd al afgevraagd of de man zijn schilderpenselen van zijn eigen kroeshaar vervaardigde. Met zo een knotwilgkruin op zijn kop zou hij trouwens nooit een fietshelm kunnen dragen hebben.

Neen, het is voor de koersen door onherbergzaam terrein, over beschadigde wegen, met stotende zijwind, dat iedereen voor het scherm schuift, of met duizenden uitzinnig hun helden gaan aanmoedigen. Maar maak dat eens wijs aan diegene die onze Vlaamsche kasseien het liefst zien worden vervangen door saaie, zachtlopende fluisterasfalt. Akkoord niemand ziet graag zijn carbonnen raspaardje in twee worden gebroken op een stuk arduin, maar zou een dergelijke fiets van duizenden euro’s daar niet moeten tegen kunnen? Als iemand met zijn Porsche Panamera Plug In Hybride Biturbo Intercooler 4x4 GTE Full Option over pakweg de Kokerij in Meldert dendert, is het ook niet de bedoeling dat hij halfweg losdoor zijn assen zakt of stukken carrosserie verliest.

Maar we wonen nog steeds in België, en ons land is alom bekend om zijn historische compromissen. Daarom ben ik vorige week, tijdens het bouwen van een nieuw parcours beginnen zoeken naar een oplossing die misschien iedereen kon bekoren. Ik kwam eigenlijk geheel toevallig terecht bij het begrip Plugstreets. Dit is eigenlijk een onbestaand engels woord, het blijkt namelijk een slechte vertaling van Ploegsteert, het geboortedorpje van Frank Vandenbroucke. Toen in 2016 in Gent-Wevelgem een aantal onverharde stroken werden verwerkt als eerbetoon aan de gesneuvelde soldaten werd door Britse wielerjournalisten een verkeerde associatie gemaakt en doopten zij deze aardewegen om in Plugstreets

Omdat een zondagrit naar Ploegsteert en zijn plugstreets ons te ver zou leiden en wij bijgevolg onzen hors d’oeuvre met verslenste sla, verschenen geirnaerts en verlepte tomaten zouden moeten opeten bij terugkeer, zocht ik als parcoursbouwer naar een oplossing wat korter bij huis. En wat bleek, in de omgeving rond Lokeren ligt het vol van dergelijke oervlaamse wegen. Maar een rit naar Lokeren, waar zelfs voetbalclubs kunnen failliet gaan, klinkt ook eerder gewoontjes in de oren en zou de twijfelaar ook niet overstag doen gaan om mee te rijden. Mijn oog viel echter op Doorslaar. Een gehucht van Eksaarde, een deelgemeente van Lokeren niet zo ver van Lammeken, een eerdere bestemming van de WTC. 

Nu hoor ik u tot bij mij thuis denken : “Waar zou de naam Doorslaar nu toch vandaan komen?” U weet ondertussen dat ik niet vies ben van een snuifje geschiedenis en een korreltje cultuur. Daarom even dit kort intermezzo. Ergens in de donkere middeleeuwen woonde er niet ver buiten Lokeren een beenhouwer, een slager zo u wil, die handen had als kolenschoppen, vingers als pareiplanters, en schouders als waren ze van een Brabants trekpaard. Verhalen deden de ronde dat hij met één houw los door een achterkwartier van een koebeest kon slaan. Zijn madam, een propere deerne, had eigenlijk wel wat ambitie in het leven. En na een worp van een tweeling begon ze in te zien dat beenhouwer-lief haar geen landhuis met zwembad meer zou bezorgen. Net als de reputatie van haar man was haar reputatie van gezonde beenhouwersvrouw de heer van Lokeren ter ore gekomen. Hij nam het niet zo nauw met zijn huwelijkse trouw, stuurde in het geniep een boodschapper naar de beenhouweres en ontbood haar op zijn kasteel. Uiteraard werd daar weelderig met wijn gegoten en madam liet haar daar alle hoeken van de burcht tonen door de hitsige heer. Zo gezond de vrouw ook was, zo slecht kon ze liegen. Toen ze bij thuiskomst haren beenhouwer moest zeggen waar ze was gebleven, viel ze per direct door de mand. Haar hondstrouwe echtgenoot schoot in “een vlammeste colère” nam zijn grootste bijl ter hand en halveerde zijn vrouw met één houw. Hij sloeg er als het ware losdoor! Hij werd dan al snel “den doorslager” genoemd en in het lokaal dialect werd dat dan “den doorsla’er”. Waarna het gehucht waar hij woonde, uiteindelijk bekend raakte als Doorslaar. 

De herkomst van de naam Doorslaar, zou ook iets compleet anders kunnen zijn geweest, maar het was eigenlijk het eerste dat aan mijn ongebreidelde fantasie ontsproot.

Terug naar de rit nu! Een ongeziene opkomst van zestien wellustige wtc’ers én twee gastrijders dienden zich op mistens anderhalve meter van elkaar aan bij de start. Peter was nu wel op tijd, bijgevolg had de rest van zijn gezinsleden wel oudbakken brood te eten als ontbijt. Fier als een pauw diende hij zich aan met zijn nieuwe topfiets, en dat voor een rit over plugstreets dan nog wel. Een aantal onder de aanwezigen wist totaal niet wat hen zou te wachten staan en onder hun voeten vormde zich al een plasje angstzweet, dat gedeeltelijk ook te wijten was aan de felle ochtendzon.

Eddy, genoemd naar een Vlaamse wielerheld van weleer, had afgesproken met drie andere wtc’ers om een ander, korter en rustiger ritje te rijden. Zijn makkers lieten hem echter schoon zitten blinken en met de moed der wanhoop trok Eddy dan maar met ons op pad. Amper getraind door omstandigheden, op weg voor 85 kilometers over geaccidenteerd parcours, leek van bij de start misschien wat overmoedig. Bij een eerste lekke band in de gelederen, bij Karine dan nog wel, schoten de president en Eddy als een speer voorop, zij zouden anticiperen. Karine, zonder Jimmy op pad, nochtans met speciale nagelextensies die ook als bandenlifters konden dienen, werd onmiddellijk ter hulp geschoten door één der gastrijders die nog sneller dan onze reifenmeister de band verving én er bovendien ook nog eens een stuk metaal uitpulkte. Jean “Gentleman” De Bondt, stelde zijn “bommeken” ter beschikking en de band stond op een fractie van een seconde keihard. 

Pas voorbij het Donkmeer haalden wij Eddy en de President terug in, net nadat wij een “close encounter of the third kind” hadden gehad. Een jongeling op go-cart kruiste ons pad waarbij ik hem begroette met de voornaam Stefaan en hij uitgelaten terugzwaaide. Johan, die op dat moment naast mij fietste, vroeg mij stomverbaasd hoe ik wist dat de jongeman Stefaan heette. De oplossing was echter simpel, vooraan op de go-cart was namelijk een nummerplaat met “Stefaan” erop, bevestigd.

Op het eerste stuk Plugstreet, waardoor wij de hatelijke kassei van de Vogelenzang konden vermijden, was het Bakker Riddy’s band die al zijn lucht uit zijn rubberen lijf perste. Riddy, één van de eerder genoemde kasseihaters, kreeg prompt ook een grondige hekel aan “gravis, kareillekes, steenslag, porfier en ander klein grut”. Hij vergeleek terstond de rit meermaals met het vrouwelijk geslachtsorgaan, hoewel zijn twee kinderen aantonen dat hij daar ook niet geheel vies van is.

Op één van de enige ietwat drukkere wegen, werden wij bijna in grote getale van de weg gemaaid. Een halve zool met een soort van taxi-monovolume vond het nodig om ons tegen hoge snelheid in te halen en daarbij met zijn rechter buitenspiegel rakelings langs onze schouder te razen. Enkele verwensingen ten spijt vervolgde hij toch zijn weg. Was de mentaliteit naar trager, rustiger leven niet veranderd tijdens de lockdown? Blijkbaar niet bij iedereen.

Wanneer wij net voorbij Doorslaar terug hergroepeerden met Eddy en zijn blindegeleide hond, President genaamd, was Eddy zijn rekker volledig verstorven. Er werd even overlegd of hij niet beter via de grote wegen naar huis zou fietsen, maar bij nader inzien was het uitgestippelde parcours de kortste weg. Hij bezwoer ons dat hij wel thuis zou raken en dwong ons bijna hem achter te laten. Uiteindelijk bleek hij ook gezond en wel de eindstreep te hebben gehaald. Zijn makkers die hem bij aanvang in de steek lieten, zouden ook nog wel eens slachtoffer kunnen zijn geworden van “den doorsla’er”!

Afgezien van de strakke tegenwind en een opvallend zwijgzaam clublid verliep de terugweg zonder noemenswaardige problemen. Op de Lange Root, traditioneel toneel voor tegenwind en een grandioze finale, stormden de kemphanen der wtc naar voor en hielden nog een klein koersje. Wie er uiteindelijk won, zal misschien worden gepubliceerd in Kerk en Leven. Wij zagen echter bij onze aankomst de winnaar al niet meer terug. 

Ondanks de voorafgaandelijke twijfels over het parcours, bleken de plugstreets een welkome afwisseling in het wtc-assortiment. Voor herhaling vatbaar, al zal niet iedereen dit gedachtengoed delen mijn inziens.

Tot volgende week!

El Churto