Als het buitenland wenkt…

Op zaterdag werd een aantal leden van de WTC reeds in de buurt van de start en aankomst van de zondagrit gespot. Op verkenning? Neen dat niet maar wel bezig om voldoende calorieën op te slaan bij een lokale sponsor van de WTC om op zondag de rit naar het buitenland tot een goed einde te kunnen brengen. U leest het wel degelijk goed, op zondagochtend zou WTC De Faluintjes naar het buitenland rijden en nog voor de middag terug zijn! Nu hoor ik u fronsen tot op mijn schrijversstoel in Moorsel. Lees echter verder en het zal u straks wel dagen welke frats de parcoursbouwer van dienst nu weer in petto had. 

Nog steeds niet op volle sterkte en getale stond de fluobrigade deze zonnige morgen aan de start. Nog steeds geen spoor van onze youngsters die zich blijkbaar dicht tegen een flatline hadden gedronken op de Baardegemse CPR-party. Geen nood op een fuif met zo een naam hangt er altijd wel een defibrillator en een zatte spoedverpleegster in de buurt. Naar verluidt waren zij reeds thuis bij het krieken van de dag of was het nu : daagden zij thuis op met een kriek in de hand. In alle geval laat ons veronderstellen dat het gezonder was niet te fietsen dan wel. 

André, die eerder op de week de Vier Dagen van den IJzer tot een goed einde stapte, mocht zich tijdens de korte versie van de rit dan ook geflankeerd weten door twee dartele deernen in de persoon van Els en Kristin. Hij blonk al veel meer dan tijdens zijn eenzame rit met Jean De Bondt van vorige week. Met die vrouwen kunt ge al eens over iets anders klappen dan over koersen in de periode dat de honden nog met hun gat basten. Vergeef mij deze platvloerse uitdrukking maar zo spraken ze wel in die tijd é, toen Jean nog jong en knap was. Nu is hij enkel nog knap, voor alle duidelijkheid.

Genoeg gezwam en gezever uit de musette getoverd, over naar de orde van de dag. Aangezien niemand eigenlijk wist naar welk buitenland we eigenlijk gingen rijden, hadden er een aantal en woordenboek Nederlands-Frans en anderen Nederlands-Duits in hun achterzakje gepropt. Ook een aantal Trotter-gidsen van Noord-Frankrijk en Lonely Planets van Luxemburg en de Moezel werd op kosten van de clubkas aangekocht. In ieder geval spanning alom en Jo, de ritstrateeg van de dag, hield de lippen stijf opeen. Hij was op zaterdag zijn eigen rit al eens gaan verkennen en het stelde iedereen toch al wat gerust dat hij tijdig weer was geraakt uit het buitenland. Het vertrek verliep richting d’Huizekes en de Parijsstraat. Deze laatste was op zich al wat buitenland gezien de Franse hoofdstad in de straatnaam zit. Maar dat was echter niet het grapje van grapjas Jo. 

Hoe meer de rit vorderde hoe meer noordelijker wij reden. Op zeker ogenblik passeerden wij de zomer-pop-up-bar Zanzibar op de grens tussen Merchtem en Steenhuffel en ook Zanzibar was niet het buitenland waar we zouden naartoe rijden. Het leek wel een aflevering van de Columbus waarbij Wim Lybaert zijn bv’s doet geloven dat Peru in pakweg den Eiffel ligt. Ik heb dat concept nooit echt begrepen maar het zal wel aan mij liggen. Ik moet zeggen dat ik die vergelijking niet tijdens de rit maakte want daarvoor kregen mijn hersenen veel te weinig zuurstof op dat moment. Al mijn energie en zuurstofrijk bloed moest naar mijn benen worden gepompt want het tempo lag zodanig hoog dat de Scalle met zijn Baardegemse kermisbenen moest “skart’n” gelijk ne gokverslaafden aan een Win For Life lotje! Bij aanvang reden de koprijders 31 per uur. Het koppel dat overnam reed dan 32, de volgende 33 en dan ook al eens 34. Op den duur zag ik niets anders meer dan onze sponsors Nevi IT Solutions en Easytec op de rug van Alexander en Bill. Want als ge uit de wind wilt zitten kunt ge het beste één van die twee uitkiezen. Ge ziet compleet niks van de omgeving of wat er voor u ligt maar ge pakt amper zoveel wind als de Aerokogel uit Schepdaal. Moesten ze het einde van de wereld naderen, ge zou het niet eens zien en er mee afrijden. Om maar te zeggen dat het goed vooruit ging.

Achter iedere afslag of bocht was het recht staan op de pedalen en een sprintje trekken om weer in het wiel van de voorligger te raken. Tien keer is dat wel nog tof, twintig keer ça va nog maar na de dertigste keer begint ge uzelf af te vragen of ge überhaupt de veertig keer zult halen. En op een ellendig stuk kassei met trouwens een pracht van een fietspad ernaast, liep de snelheid zodanig hoog op vooraan dat we met twee de sponzen handdoek in de ring gooiden. Daaropvolgend kwamen we ook nog eens langs het water te zitten waar de wind schuin op de freter blies. Jo en Johan waren zo vriendelijk zich laten uit te zakken om Scalle en ondergetekende bij te staan op de terugweg en de andere negen geweldenaars mochten de gashendel open draaien. 

Kort erna draaiden wij even van het water weg en doemden enkele statige, antieke herenhuizen met scheve toren van Pisa incluis op. En ja recht voor ons op een “T” hing het bordje “Buitenland”. Tranen sprongen in onze ogen, de keel vulde zich met een krop en een dikke ronker die er net was ingevlogen, we hadden ons doel bereikt! Dun bevolkt als het buitenland echter is, konden we aan niemand vragen om een plaatje van ons te schieten en moest één van ons vier de foto nemen van de drie andere. Nog was deze mooie rit van een hoog toeristisch gehalte niet ten einde. Voor het Buitenland waren we trouwens al het Paviljoen De Notelaer uit de roemruchte BRT-serie Stille Waters gepasseerd. En nu lag ook nog het Kasteel van Marnix van Sint-Aldegonde op onze weg. Maar blijkbaar woont Marnix daar niet meer want hij zou naar het schijnt café Le Flandrien in Bédoin geopend hebben. Dat is ook in het buitenland trouwens. Vervolgens reden we door het schilderachtige Weert hetgeen dan weer literaire spitsvondigheden als “Wie het kleine niet eert, is het grote niet Weert” en dergelijke  meer deed opborrelen. Johan vroeg zich ook af of Tuur De Weert banden zou hebben met Weert om vervolgens wanneer we door Branst reden dezelfde vraag te stellen over de beroemde viroloog Marc Van Branst. Hier zat Johan vermoedelijk ook even met een kortstondig zuurstoftekort.

Maar al vlug naderden wij Buggenhout waar wij brouwerij Bosteels schuimbekkend rechts lieten liggen. Johan dagdroomde al van een schuimende Karmeliet op het terras van Ingrid en een zwarte medemens was eveneens rechts van de baan drukdoende de sociale ladder op te klimmen. Van Buggenhout trok het naar Opwijk en op weg naar Maxens sloeg het lood in de Scalle zijn benen. Wij drie knepen onmiddellijk en terstond de remmen dicht en wachtten onze vierde Dalton op. Dit konden wij niet maken, hem moederziel alleen door zijn heimat, in volle kermis dan nog, te laten fietsen. Op de vraag die in gedachten opborrelde of de Scalle bij aankomst weer zijn historische woorden :”E pilsken!” zou spreken moesten we maar vijf minuten meer wachten. Inderdaad, ook deze keer koos hij voor zijn favoriete recuperatiedrank.

Blijkbaar was de parcourskennis bij onze snelheidsmaniakken blijkbaar niet zo denderend, want hun groep was in stukken gescheurd en uit alle windrichtingen vielen er nog het terras binnen, de parcoursbouwer verwensend. Afgezien van een lange overlapping, een stuk wegenwerken waar we door tweehonderdmeter woestijnzand moesten, fietspaden met gevaarlijke beugels, pikdorsers en monstertractoren, zat die die rit nog vrij goed in mekaar, eigenlijk feitelijk. 

Rufin was in goede doen deze keer, toen Frederik hem vroeg welk bier hij in voorraad had, liet hij de Fred kiezen tussen nen blonden dingen en nen donkeren dingen. De keuze was dan ook rap gemaakt en hij ging voor de donkere Lefski, volgens Alexander wordt de Leffe nu in Rusland gebrouwen en zit de verandering er dan ook aan te komen. Dat er menig zwaar bier werd gedronken, om het gebrek aan koizekes, salamikes en verse koeken te compenseren, vertaalde dit zich op het einde ook in een tekort in de uitgelegde pot. Vierentwintig euroloekes stonden wij bij Dingen in het krijt! Hopelijk komt JS uit M bij A snel terug dat ook hij zijn steentje kan bijdragen. Maar uit goeie bron hebben wij vernomen dat eerst deze steentjes uit zijn tuin zullen moeten worden gehaald. 

In ieder geval steeg het niveau van het gesprek daar bij iedere bestelling. Bill zocht naar de naam van een gas, zwaarder dan lucht, hetgeen uiteindelijk diwaterstofsulfiet bleek te zijn. Volgens mij zat er ook te veel van dit gas in zijn bier want op zeker ogenblik spoot zijn blonde Affligem alle kanten op en hapte hij naar adem als een gestrande walrus tijdens een stomende vrijpartij. Dat er onder wtc-leden op torenhoog niveau wordt gefietst en gefilosofeerd werd tot laat na het middaguur gedemonstreerd. De patatten met de zondagse “rosbief” zullen bij een aantal onder de leden nog eens in de microgolfoven moeten gezet geweest zijn. Een klopke van een deegrol komt trouwens altijd minder hard aan met een fietshelm op, mijn gedacht.

Tot volgende week!

El Churto