Het wordt stilaan eentonig dat ik het in het begin van mijn verslag over de groepsfoto moet hebben. Het is wel, het is niet, het is toch wel, het is toch weer niet, het was al even spannend als de Australische soap “Sons and Daughters” uit de jaren ’80. Maar deze zondag zou het nu echt wel plaatsvinden. Onze fotograaf had lak aan marathonlopende medeleden en meefietsende wederhelften, hij had ook lak aan afwezige sponsors of aanbakkende zonnekloppers die nog rap wat kleur haalden in Spanje. Als Jo Foto beslist dat het vandaag zou gebeuren, dan gebeurde het ook. Hij had zelfs echtgenote Ilse zo ver gekregen even vroeg op te staan als hij en het regisserende gedeelte voor haar rekening te nemen. Achtentwintig WTC’ers al dan niet met hun fiets samen op één foto krijgen voor café Ingrid en Davy is dan ook geen sinecure. Jo kreeg echter iedereen netjes binnen de cadrage, ging nog rap de rest vervoegen en Ilse mocht de zelfontspanner bedienen, of is het dan geen zelfontspanner meer als iemand hem moet bedienen. Enfin, u hoort dat ik niet zoveel Faluintjeskaas heb gegeten van de wondere wereld van de fotografie. Onzen Hans, den ene want de andere was er ook, brak zijn persoonlijk record door op één seizoen vier keer aanwezig te zijn op een rit. Als hij zo verder doet, haalt hij nog het Guinness Book of Records.
Wanneer Ilse een vijftal keer op “klik” had geduwd en iedereen net naar zijn fiets stapte, kwam de Fré daar ook nog van om de hoek gevlogen. Met de skibril nog in het gezicht gebrand haalde hij net de fotofinish niet. Met zijn debuut dit jaar zette hij zijn traditie van de vorige seizoenen als net-te-laat-komer verder. Er moet namelijk iemand de laatste zijn bij de start en de Fré heeft deze onmiskenbaar belangrijke taak geheel vrijwillig op zich genomen. Waarvoor dank. Had hij nu ook op de foto gestaan, hadden we met negentwintig geweest en zouden we het aantal van vorig jaar hebben geëvenaard.
De C’s mochten met acht deelnemers als eerste vertrekken richting Putstraat en Lepelstraat, waarna A en B met éénentwintig netjes aansloten. En wanneer ik zo tijdens de rit eens vanop de kop even achterom keek, was het best wel indrukwekkend om zo tien duo’s en één enkeling netjes opgelijnd en gestroomlijnd te zien komen afdenderen. En in tegenstelling tot het mannelijk geslachtsdeel is hier niet de kwaliteit van belang maar eerder de lengte die indruk maakt. Of ga ik hier misschien weer wat kort door de bocht.
De parcoursbouwer van dienst had voorzien dat we eerst wat heuveltjes tussen Asse en Meise zouden beklimmen. Waar wij vorig seizoen nog in de late sneeuw fietsten was het nu aanvankelijk nog droog en werden de bergjes gerond als waren het molshopen. Waar de parcoursbouwer in al zijn onervarenheid geen rekening mee had gehouden was de wandelkalender. In Mollem kwamen we daar tussen honderden wandelende enthousiastelingen terecht die straatbreed deelnamen aan de wandeling van Manke Fiel. Eigenlijk wel straf dat ge een wandeling tot 30 kilometer lang durft noemen naar iemand met een beperking aan zijn benen. Diene mens heeft waarschijnlijk in gans zijn leven geen dertig kilometer in totaal gewandeld en toch hebben ze een georganiseerde wandeling naar hem genoemd. Dat zou eigenlijk een beetje hetzelfde zijn als een koers noemen naar pakweg Bedlegerigen Bernard, of een roeiwedstrijd naar Armlozen Armand. Hoe komen ze erop? Soit, op één onvriendelijke reactie na van een wandelaarster waarvan den derrière zo breed was dat ze de graskanten aan beide zijden van de straat beroerde, kwamen wij daar nog goed weg. Het was wel oppassen voor de wandelaars die dachten dat ze aan het langlaufen waren, zornic walkers noemen ze dat naar ’t schijnt, want die konden stokken in onze wielen steken.
Tot bijna in Meise vonden wij wandelaars op onze weg, maar eens in de residentiële periferie van deze groene gemeente, waar wandelaars trouwens niet welkom zijn, keerde de rust weer. Vermoedelijk is daar een commune van dokters, specialisten volgens de President, gevestigd, want de ene villa overklaste er de ander. Jammer genoeg was een stulpje op een tweetal hectaren grond net verkocht of wij zouden met de WTC een bod hebben gedaan om er ons “Clubhouse” in te vestigen. Maar uit goede bron heb ik vernomen dat een koppel, behorend tot de WTC in de Provence naarstig op prospectie is om daar een nederig stulpje tegen democratische prijs op de kop te tikken. Tot op heden zijn ze echter altijd al van een kale reis teruggekomen, de Mont Ventoux wordt dan ook de Kale Berg genoemd, allez door mij dan toch, en dan alleen hier in dit verslag.
De voorhoede van ons peloton, vijf man sterk, was zo onder de indruk van zo een pracht en praal dat ze een afslag misten, ondanks ons geroep en geschreeuw, lees : gefluister en gewuif. Maar op de fietsersbrug over de A12, gok ik, voegden ze zich al terug bij ons. En eens over deze drukke verkeersader begon het ergerlijk gemiezer dat stilaan overging in irritante regen, net nu de rest van het parcours biljartvlak was en wij nog amper onze lichaamstemperatuur omhoog kregen. Eén van de eerste slachtoffers van onderkoeling was Alex die amper nog de 26 km/h haalde op een vlakke weg. Tegen het einde van de rit moet hij zichzelf echter weer gezond hebben gemaakt want dan haalde hij bijna het dubbele van deze snelheid.
Een eerste keer dienden wij het Albertkanaal te kruisen. Ik vermoed dat het niet over de Verbrande Brug was, want deze was er nog. Wij, met A en B maakten nog een lus naar Zemst via Heffen en Leest waar de geijkte Nederlandse uitdrukking :”Schoenmaker blijf bij uw leest als ge gaat heffen.”, is ontstaan. Na deze lus diende wij het Albertkanaal opnieuw te kruisen, nu via een andere brug die ook niet zo verbrand leek. En Schalkse Ruiter Jo zou Jo niet zijn als hij geen verrassing in zijn voor de rest oersaaie rit had gestopt. De rit stuurde ons over de parking van “De Carré”. Deze danstempel die hoogdagen kende in de jaren 90 is één van de laatste der megadancings die nog open zijn. Het viel de President op dat er op de parking geen witte parkeerlijnen waren geschilderd, volgens hem waren die door de jaren allemaal opgesnoven door de bezoekers. Naar het schijnt was profcoureur Jasper Snuyven ook een graag geziene gast in deze housetempel. Na nog een groepsfoto voor den entrée - de C’s moeten na ons zelfs binnen zijn gegaan want die waren pas na de middag terug in ons lokaal, goe gesteld gelijk ze zeggen in het milieu - reden wij richting Brouwerij Moortgat en verder naar Buggenhout waar wij op een zeer vriendelijke burn-out van de Hell’s Angels werden getrakteerd. Mijn voorstel aan Jo om los door het bos te rijden werd terecht op ongeloof onthaald.
De laatste twintig kilometer werd de gas door een herboren Alex en Kris DB alsmaar meer opgedraaid. De Scalle was in de achterzak van Alex gekropen en surfte mee op de golfstroom die onze koprijder ontwikkelde. Dat Yves achter hem vollen bak in de wind kwam te zitten zou de Scalle worst wezen. Wij bombardeerden onze copain dan ook prompt tot onze kopman die het in de sprint zou moeten afmaken, helaas bleken zijn goede benen van iets te korte duur. Eens Maxens in zicht, hetgeen niet kan want dat is ondertussen al lang afgebroken, gaf den Bill er een zodanige lap op dat hij ook zichzelf eraf lapte. Gezien zijn gastronomische week in de Provence had zijn conditie toch wel een spreekwoordelijke knauw van een T-bone steak gekregen. Kris DB die ook in de vlucht zat, liet de honneurs dan ook maar aan den Beir van Welle, Jos De Lepe Vos, Alexander De Reuzensalamander en Peter den Alleseter, om dan toch maar wat in den dierenwereld te blijven. Ons peloton landde in stukken en brokken bij Ingrid en even werd er getwijfeld of we op het terras zouden zitten, op het gazon of in de zaal maar er werd dan toch maar voor de gezellige warmte van het café gekozen waar Kris DB ondertussen zijn tenen liet opwarmen op Ingrids stoof. Hier moet niets achter gezocht worden, ik bedoelde echt Ingrids hete kachel. Gezien de hoeveelheid leden waarmee we tegelijkertijd landden, moesten wij gescheiden in twee groepen de après-bike nuttigen. Ondanks onze tweespalt werd er gezellig gekeuveld en sprak Jean vervolgens de visionaire woorden over Tadej Pogacar :”As ze doinen vazeleiven open snoin, gon ze’r ne kompjoeter in vinnen!”, hiermee vermoedelijk bedoelend dat Pogyboy half mens half, machine is. Pogacar zou trouwens later op de dag de Amstel Gold race bijschrijven op zijn palmares. Zou de Jean dan toch verstand hebben van koers?
Net na de middag vielen Els, Hans 1 en Katrien ook nog met de deur in huis in ons lokaal. Els was plat gevallen maar werd onderweg gelukkig gedepanneerd door Guy of ze was misschien nog niet gearriveerd. Maar eind goed al goed en deze doorregende zondagrit doet enkel maar beter weer verhopen in de komende weken. Volgende week wordt vermoedelijk het Pajottenland nog eens aangedaan, misschien dat we de recordopkomst van deze rit nog eens kunnen evenaren.
Tot volgende week!
El Churto
Als voetnoot, maar daarom niet minder van belang, melden we de reden van ontbreken op de foto van c-rijdster Kristin : Kristin liep samen met Bashir de marathon van Rotterdam en rondde deze succesvol af in alweer een toptijd. Proficiat Kristin !