Dat ploegleiders, CEO’s van het wielrennen en sportdirecteurs in de koers niet vies zijn van de geneugten des levens is alom bekend. Een aantal voorbeelden van wielerbonzen die het niet zo nauw nemen met de gezondheidsregels en zich al eens durven laven aan sloten Pommerol van een goed jaar of vaten Kwaremont halen met hun bourgonidische levensstijl moeiteloos de gewone maar ook de sociale media. Zo is Zatrick Lelever niet weg te denken van Twitter, Vive le Vélo, Het Nieuwsblad en podcasts à la Wielerclub Wattage. Ook Nico Zattan, voorlopig geen ploegleider meer, maar wel sales representative van Kwaremont, Wieze Triple en Bavik Pils, is een handige bespeler van Instagram en Facebook. Het moet wel nen dikken “book” zijn of zijn opgezwollen “face” zou er niet eens meer in kunnen. Waar ik toe wil komen is dat wij onze President ook een nieuw imago moeten aanmeten om hem de bekendheid die hij verdient toe te meten. Voortaan zal hij dan ook in wielermiddens gekend zijn onder zijn artiestennaam : Drankie Zadriaens. Dat wordt ongetwijfeld een ongezien succes met ons als marketingteam.
Vergeef mij even deze inleidende promotiecampagne maar op de dag van één der monumenten : Luik-Bastenaken-Luik, zouden wij met de WTC het Pajottenland aansnijden. Jo had zich aan de tekentafel gezet en leverde naar eigen zeggen een kleinood van een rit af om duimen en vingers bij af te likken. Het was even afwachten of er “en masse” zou worden opgedaagd aangezien de hoogtemeters toch wel menig lid zou kunnen afschrikken. Maar dat was fout gedacht want met een lid of 25 stond iedereen klaar op zondagmorgen om het land van de Geuze te gaan verkennen.
Eén gastrijder meldde zich aan, en wat voor één. Jean-Marc, vader van Tiffany, in volle voorbereiding op een fietsreis naar Santiago De Compostella, kwam de conditie nog wat aanscherpen bij de WTC. Met een achttal zetten de C’s als eersten aan, met in hun midden marathonwoman Kristin.
De rest, een amalgaam van A & B vertrok naar goede gewoonte iets later. Na de Putstraat volgde al onmiddellijk de klim naar het dorpsplein van Asse-ter-Heide om de klimbeentjes al wat op te warmen. In zijn vooruitziendheid had Jo ingeschat dat de wind uit het zuiden zou komen en wij met tegenwind zouden vertrekken en bijgevolg de wind in de rug zouden hebben bij het weerkeren. In Asse werden wij reeds aangemoedigd door een zuipschuit die vermoedelijk huiswaarts keerde na een nachtje doorzakken. Of hij nu een peloton van de WTC stond toe te juichen of een begrafenisstoet, hij zou niet eens het verschil gezien hebben vermoedelijk.
Eens we de bewoonde wereld uit waren gereden en het Pajottenland naderden, bleek dat de regen die al wekenlang uit de lucht is gevallen en de uitrijdende boeren, de landelijke wegen hadden herschapen in modderpoelen. Als de parcoursbouwer er dan ook nog eens halve veldwegels begint in te stoppen, hoef ik niet te zeggen dat er niet gekeken werd op een modderspatje meer of minder. Volgens de Scalle viel het achteraf gezien allemaal nog goed mee, maar hij is dan ook niet echt objectief als enige copain van de Jo. Desalniettemin, slingerde onze rit zich tussen prachtige vierkantshoeves, groene beemden en panoramische vergezichten alsmaar meer zuidwaarts.
En op de dag van La Doyenne kruisten we op zeker ogenblik zelfs de taalgrens en reden we in Tubize over de Rue De Trop. De bekende Duitse schlagerzanger Peter Maffia schreef zelfs zijn bekendste hit met de openingszin : “Tu Bize alles was zich habe auf der Welt…” over deze landelijke Waalse gemeente. Gelukkig had ik vooraf het parcours eens bekeken online en had ik middels mijnen Bescherelle en Vocabulaire 2000 uit het tweede middelbaar toch wat Franse noodoproepen van buiten geleerd voor als het mocht misgegaan zijn tijdens ons kortstondig verblijf op Franstalig grondgebied. Gelukkig schoot daar niemand in een Franse colère of had er iemand last van ne “frein galle”.
Net voor onze Waalse passage had de president besloten om de snelle jongens te laten vertrekken, vooral op de talrijke korte hellingen was het verschil net iets te groot tussen de afgetrainde Zwifters en de bijna even afgetrainde niet-Zwifters. Meteen schoot er een achttal weg waarvan we er achteraf met de B’s twee maal twee zouden oppikken omdat ze zich precies toch wel wat vergaloppeerd hadden tussen de andere koerspaarden. Op de terugweg van het zuiden kwamen wij echter terecht in het georganiseerde massaspektakel dat ondertussen de Corsa Campagnola, vroeger “den Bianchi”, is geworden. Te midden van wannabe-coureurs, gezapige gezinsfietsers en toeristen op leeftijd, beklommen wij nog wat Pajotse hellingen. De batterij van Jo zijn versnellingsapparaten, in ’t Frans derailleurs, had het ondertussen begeven en dit gebruikte hij als excuus om de lastigste hellingen te mogen “skippen”. Een totaal overbodig lusje op dé helling van de dag, “ De Woestijn” had hij er voor ’t plezier ingestoken, en zelf had hij er meer plezier aan dan wij, aangezien hij rustig beneden was blijven wachten op ons. Dat zijn dan de mannen die bergritten uitvinden bij de vleet. Maar voor de rest geen kwaad woord over de Jo. Hij zou zelfs ’s avonds nog geheel belangeloos een half concert van Ryan Adams (niet Bryan) doorworstelen, enkel en alleen om iemand anders een plezier te doen.
Aan het spitstechnologisch hoofdkwartier van de Brailleliga in Kester, poseerden onze C-collega’s voor een gemoedelijk kiekje. Dit was blijkbaar buiten de heldhaftigheid van de blinde bewaker gerekend die hen vrij onvriendelijk de mantel uitveegde en hen net niet beschuldigde van spionage toen zij een foto namen van de hoogtechnologische radars uit de jaren ’70. Alsof de witte bollen die zichtbaar zijn vanop de maan, aan het alziend oog van de Rus zouden zijn ontsnapt. Voor zij die ooit in Kester zijn geweest en deze reuzenchampignons hebben gemist, bel dan toch maar eens aan bij de Brailleliga, want jullie ogen zijn blijkbaar dringend aan vervanging toe.
Bijna in Hekelgem haalden wij nog onze C-vrienden in die een kortere rit achter de kiezen hadden. Johan had het ondertussen al een uur of twee zonder het gezelschap van zijn “lange-afstand-vriendin” moeten doen en bleef voor de korte rest van de rit dan ook maar bij de C’kes. Van een belangeloze toewijding gesproken. Eens op de binnenkoer van Ingrids vierkantshoeve zaten de laagvliegers van de A-ploeg, Fré en Sven, ons volledig uitgeput op te wachten. Beiden aan een infuus van blonde Affligem, kregen ze stilaan hun natuurlijke kleur terug. Hun toestand verbeterde nog meer toen Drankie Zadriaens twee XL-zakken koizekes en twee familie pakken salamikes uit zijn toverkabas goochelde. Keihard als de WTC leden zijn, bleven wij onvervaard op het terras zitten, ook al werd de rug van onze kopman, Stefano Di Longi, die toch wel zijn goeie benen thuis was vergeten, zeiknat.
Sven werd nog geëerd middels een kanjer van een beker voor het grootste ego van de dag (en ook de andere dagen) en dat paste maar net in deze gigantische trofee. Bill verwoordde een spontane ontmoeting met een nogal welgevormde jogster vrij plastisch en stelde op het einde van zijn betoog dat zij toch best eens zou investeren in een sport-bh, waarop de immer gortdroge Frederik riposteerde dat hem bij het rondkijken in de groep was opgevallen dat er toch wel wat leden ook best eens zouden beginnen uitkijken naar een sport-bh, en hij bedoelde niet eens de vrouwelijke leden. Ondertussen tikte de klok snel weg en viel in de buurt van Bastogne Tadej Pogacar in een Ardeense put. Later op de dag zou Remco al zijn klasse nog eens etaleren en gaf een gans peloton op La Redoute het nakijken. Als Remco morgen zou vragen om bij de WTC te komen rijden, er zou denk ik niemand iets op tegen hebben, hoewel we voor hem een gans schap bekers zouden moeten hebben om zijn, geheel terecht, ego in te laten passen.
Tot volgende week!
El Churto