De Coninck en de koninginnenrit

Dag drie van het WTC-weekend zou de kers op de taart worden, den “boequé” van het vuurwerk, den blommeké van de koers. Twee van de fietsers van de eerste twee dagen lieten echter Jo’s masterpiece aan hun neus voorbij gaan. Katrien vond dat het nu eindelijk wel eens tijd was om wat tijd met dochterlief te besteden en trok met Els en Wendy en de kids naar Kortrijk voor een welverdiende plons in de verfrissende baden van Lago. Alleen nestelden de dames zich op het zonovergoten terras van het waterpark en plonsden de kids dan maar alleen dat het een lieve lust was.


Stefano Di Longo, een volbloed “Italian stallion” had precies toch wat last van de Italiaanse spijzen die hij de vorige dag zonder kauwen naar binnen had geschoven, want hij verzaakte aan de koninginnenrit. Vermoedelijk waren de Italiaanse lekkernijen van kok Gianni dan toch niet allemaal uit de laars van Europa afkomstig want Stefano had er zowaar allergisch op gereageerd en een mentaal dipje aan overgehouden. Hij kreeg al hoogtevrees alleen nog maar bij het bekijken van het hoogteprofiel van de derde rit. Schrik dat zijn schoenplaatjes volledig zouden zijn afgesleten tegen het einde van de rit omdat hij de meeste hellingen te voet zou moeten opgaan, gooide hij vooraf al zijn licht bezwete, witte handdoek in de ring. Maar collegiaal als hij is, verklaarde hij zich onmiddellijk bereid om met Dirk in de volgauto post te vatten en de rest van de fietsers te bevoorraden met spijs en drank, waarvoor dank.

Met ons elftal reden we dan ook vol goeie moed richting Pays Des Collines, en moed was er nodig want de som der hoogtemeters zou vandaag rond de 900 stuks draaien. Niet ongelofelijk veel maar op een lengte van 75 km is dit toch al vrij behoorlijk. De avond ervoor hadden we ons zoals gezegd toch iets meer ingehouden dan op de eerste avond en de plekbek was dan ook van een veel kleinere grootte-orde. De eerste kilometers waren golvend maar niet echt onoverkomelijk. Wij waanden ons wel al in Toscane, met de slingerende landwegen die lichtgrijs afstaken tegen de groene beemden onder de stralende zon. Het was ook wel duidelijk dat we de ganse rit op onze hoede zouden moeten zijn voor tractoren die op de meest onverwachte momenten vanachter een bocht of hoek konden opduiken. Nu het eindelijk droog was, deden de lokale boeren en loonwerkers dikke overuren, en vermoeidheid door de lange dagen en daarbovenop ook nog eens te hoge snelheden, want “time is money”, zou het risico op een ongeval vergroten.


En groot was onze verbazing toen wij aan de kant gingen staan om twee mastodonten van tractoren door te laten met extra breed achterstel die de ganse breedte van weg innam, want aan het stuur van het tweede gevaarte zat een jongetje van amper tien jaar! En dat op de openbare weg dan nog wel. Gelukkig waren beiden zeer voorzichtig en bedankten zij ons omdat we opzij waren gaan staan. Daar waren we goed weggekomen.


Ondertussen was al gebleken dat er geen meter van het parcours vlak zou zijn, als het niet bergop ging, ging het wel in dalende lijn. En hier en daar zat er wel een echt slecht stuk rijbaan in. In het zuidelijke deel van het land worden de secundaire wegen nogal stiefmoederlijk behandeld, net als hun jaagpaden en als daar dan nog eens constant zware machines over bollen en ook nog eens kluiten aarde verliezen dan is dat niet de meest ideale ondergrond voor koersfietsen. Maar het landschap en de rust maakten zo veel goed dat we de ondergrond vergaten.




Net na Saint-Sauveur lag de Mont Saint-Laurent ons op te wachten. Van een collega die op vrijdag met zijn wederhelft de rit was gaan verkennen, wist ik dat het ten eerste heel steil was en ten tweede heel slechte kassei. In deze wetenschap kon ik dan ook wat psychologische oorlog voeren bij mijn directe tegenstanders. Zo ging ik kort voor de klim naast de Scalle rijden en vertelde hem dat de zwaarste klim er nu zat aan te komen, heel steil en met verschrikkelijke kasseien. En patat direct zijn adem én benen afgesneden. Met hem moest ik al geen rekening meer houden in de strijd om de bollekestrui. Maar om anderen ook nog een slaptitude aan te praten, was er geen tijd meer want daar begon de klim al. En aanvankelijk ging het nog over macadam die niet echt steil bleek te zijn, dat was even een meevaller. Maar eens de kassei begon, wat was me dat!?!? Dat was geen helling, maar eerder duizenden minitrapjes na mekaar, de kasseien lagen namelijk haaks op de hellingsgraad alsof het een oneindige kaboutertrap betrof. U begrijpt dat dit evengoed bolde als de hoogpolige tapis-plein in de exclusiefste caberdouze. Ik heb dat uiteraard niet zelf ondervonden é van dienen tapis-plein, ik heb dat van horen zeggen.

Daar dacht ik trouwens ook niet aan op die klim, die wel niet leek te stoppen. Met een versnelling die veel te groot bleek voor zo een steil onding begonnen de benen te verzuren alsof er citroenzuur werd ingepompt. Het zweet druppelde van het voorhoofd, de onderrug begon te verkrampen, maar net als alles zou blokkeren, was er een stukje goot naast de rotbaan, waar het even alleen maar klimmen was en niet kruipen. Laat dat nu de redding geweest zijn, althans voor mij, want kort erna ging de kassei weer over in macadam. Weg droom van de bollekestrui want er waren er zeker al vier voor mij boven. En gelukkig stond daar onze volgauto al met frisse blikken cola die naar binnen liep alsof ik veertien dagen niet had gedronken. Maar, het goede nieuws was wel dat de zwaarste puist verteerd was!



Na deze rotklim volgde een pracht van een afdaling en kwamen we halverwege de volgende klim, La Houssière, die op de top eindigde in een machtig bos. Van dan af aan bleef het op en af gaan en wij naderden zowaar Oost-Vlaanderen maar we deden onze thuisprovincie net niet aan. In Ostiches (Parukken maar dan zonder “P”) lag het keerpunt en van dan af was het zeker genieten want nu hadden we ook nog wind in de rug. Bijgevolg liep de volgende officiële klim “Le Saule Pendu” zo vlot als een Zwitsers horlogeken aan de pols van Cancellara. Hoe meer we Mont-Saint-Aubert naderden hoe meer we beseften dat het weergaloze weekend op zijn einde liep. Maar niet voor Steven Der Reifenmeister, hij zou er nog een serieus eind aanbreien. Een vijftiental kilometer voor de eindmeet, nam hij van iedereen afscheid, sloeg links af waar wij rechts moesten en fietste eenzaam terug naar het verre Meldert waar hij het aantal kilometers van het weekend afklokte op 666, want ja hij was op vrijdag ook al met zijn fiets van in Meldert naar ons hotel gereden. Die randonneurs zijn toch speciaal mannen zenne.


Nog enkele korte hellinkjes, dan een stuk bergaf en voor de laatste keer de klim naar het hotel, en het zat erop. Nog even werd er nagenoten en nagekaart op het terras with a view, waarna de fietsen werden ingeladen samen met de achtergebleven echtgenotes en dan zat het er echt wel op.

Wij kunnen terugkijken op een memorabel weekend dankzij de prachtige ritten, het schitterende weer, het mooie verblijf, het lekkere eten en de vele recuperatiedranken. Dit was nog eens een uitgelezen voorbeeld van de sfeer en mentaliteit bij WTC De Faluintjes waar gezelligheid, kameraderie en af en toe een portie zakken vullen, voorop staan. Ik ga er hier mee stoppen of ik word er nog emotioneel van! Volgende zondag zijn we er ongetwijfeld weer met meer sportieve en andere anekdotes. Tot dan!

El Churto